mijn

Nederlands

  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mijn
m'n
mijneons, onzeonze
2e persoon
(informeel)
jouw
je
jouwejullie
je
-
2e persoon
(formeel)
(regionaal)
uwuweuwuwe
3e persoon
(mannelijk)
zijn
z'n
zijnehunhunne
3e persoon
(vrouwelijk)
haar
d'r, 'r
hare
3e persoon
(onzijdig)
zijn
(ervan)
-
Uitspraak
  • Geluid:  mijn    (hulp, bestand)
  • IPA: /mɛin/; /mɛi̯n/
Woordafbreking
  • mijn
Woordherkomst en -opbouw

Bezittelijk voornaamwoord

mijn

  1. van de eerste persoon enkelvoud
    • Mijn huis staat op een heuvel. 
Verwante begrippen
  • Clitische vorm: m'n
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord mijn mijnen
verkleinwoord mijntje mijntjes

Zelfstandig naamwoord

mijn v/m

  1. een plaats waar delfstoffen gewonnen worden, onderaards of in een open groeve
  2. voorwerp gevuld met springstof die ontploft bij aanraking en dergelijke
  3. plaats voor openbare verkoping bij afslag
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
mijnen

mijn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mijnen
    • Ik mijn. 
  2. gebiedende wijs van mijnen
    • Mijn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mijnen
    • Mijn je? 

Gangbaarheid

  • Het woord mijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.