ma

Niet te verwarren met: MA, Ma, mA, ma.

Nederlands

Uitspraak
  • v
    • Geluid:  ma    (hulp, bestand)
    • IPA: /ma:/
  • m
    • Geluid:  maandag    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈmaːndɑx/
Woordafbreking
  • ma
Woordherkomst en -opbouw
v enkelvoud meervoud
naamwoord ma ma's
verkleinwoord maatje maatjes

Zelfstandig naamwoord

ma v

  1. (familie) moeder, vrouwelijke ouder

ma m

  1. (afkorting), (tijdrekening), (dag) maandag, de eerste dag van de werkweek
  1. «Open: ma, di, wo, do, vr; dicht: za, zo.»
    Geopend op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag; gesloten op zaterdag en zondag.
Opmerkingen
  • Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven: ma., maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten[2].
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord ma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Fins

Woordherkomst en -opbouw
Afkorting

ma

  1. maanantai (maandag).

Persoonlijk voornaamwoord

ma

  1. ik (archaïsch, poëtisch)


Frans

Uitspraak
  • Geluid:  ma    (hulp, bestand)
  • IPA: /ma/
Woordafbreking
  • ma
nominatief genitief datief accusatief benadrukt
je mon / ma / mes moi me moi
Bezittelijke voornaamwoorden in het Frans
bezitter: wat bezeten wordt:
enk mv
m v
enk 1e pers. monmames
2e pers. tontates
3e pers. sonsases
mv1e pers. notrenos
2e pers. votre*vos*
3e pers. leurleurs
* als beleefdheidsvorm zowel meervoud als enkelvoud

Bezittelijk voornaamwoord

ma v enk

  1. mijn (bij vrouwelijke woorden in het enkelvoud)
  1. «J'aime ma femme.»
    Ik houd van mijn vrouw.


Hongaars

Uitspraak
  • IPA: /mɒ/

Zelfstandig naamwoord

ma

  1. vandaag

Bijwoord

ma

  1. vandaag


Indonesisch

Woordafbreking
  • ma
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

ma

  1. masa, gewicht van 2,412 g


Italiaans

Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse magis

Voegwoord

ma

  1. maar


Pools

Uitspraak
  • IPA: /ma/

Werkwoord

ma

  1. derde persoon enkelvoud aantonende wijs van mieć
  1. «Andrzej ma 18 lat.»
    Andrzej is 18 jaar oud.

Bezittelijk voornaamwoord

ma v

  1. mijn


Slowaaks

enkelvoud meervoud
nominatief jamy
genitief ma, mňanás
datief mne, minám
accusatief ma, mňanás
locatief mnenás
instrumentalis mnounami
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈma/
Woordafbreking
  • ma

Persoonlijk voornaamwoord

ma

  1. mij (accusatief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. van mij (genitief van de eerste persoon enkelvoud)


Vietnamees

Uitspraak
  • IPA: /ma:/

Zelfstandig naamwoord

ma

  1. geest


Wolof

enkelvoudmeervoud
aspectvoltooidonvoltooidvoltooidonvoltooid
Situatiefmaa ngimaa ngiynu nginu ngiy
Terminatiefnaadinaananudinanu
Objectieflaalaaylanulanuy
Processiefdamadamaydanudanuy
Subjectiefmaamaaynoonooy
Neutraalmamaynunuy

Temporeel voornaamwoord

ma

  1. eerste persoon enkelvoud, neutraal aspect, voltooid: ik
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.