vrij
Nederlands
Uitspraak
- [bijvoeglijk naamwoord], [bijwoord], [zelfstandig naamwoord 1], [werkwoord]
- [zelfstandig naamwoord 2]
Woordafbreking
- vrij
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘niet belemmerd, niet onderworpen of bezet’ voor het eerst aangetroffen in 701 [1]
- [bijvoeglijk naamwoord] van Middelnederlands vri [2][3]
- [zelfstandig naamwoord 1] (verkorting) van vrijloop
- [zelfstandig naamwoord 2] (verkorting) van vrijdag
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vrij | vrijer | vrijst |
verbogen | vrije | vrijere | vrijste |
partitief | vrijs | vrijers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vrij
- niet de genoemde tekortkoming hebbend, niet onderhevig aan, ongevoelig voor, zonder b.v. accijnsvrij, loodvrij etc.
- ongebonden, niet in beweging beperkt
- beschikbaar
- gratis
- niet vallend onder of beperkt door een bepaald gezag, jurisdictie
- vrijmoedig
- (van onderwijs) niet van de overheid uitgaand, niet openbaar
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Frank en vrij
- Het vragen staat vrij, maar 't weigeren er bij
- Vragen is vrij
iedereen heeft de gelegenheid om vragen te stellen
- Vragen staat vrij
iedereen heeft de gelegenheid om vragen te stellen
- Zo vrij als een vogeltje in de lucht
alles kunnen doen en laten wat iemand wil
Vertalingen
1. ongebonden, niet in beweging beperkt
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord
Zelfstandig naamwoord
vrij m
- Piet, gooi hem even in de vrij
- (afkorting), (tijdrekening), (dag) vrijdag, de vijfde dag van de werkweek
- «Open: di, woe, do, vrij; dicht: zat, zo, ma.»
- Geopend op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag; gesloten op zaterdag, zondag en maandag.
- «Open: di, woe, do, vrij; dicht: zat, zo, ma.»
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vrijen |
vrij
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijen
- Ik vrij.
- gebiedende wijs van vrijen
- Vrij!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijen
- Vrij je?
Gangbaarheid
- Het woord vrij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vrij' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "vrij" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- vrij op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Afkortingen van de dagen van de week op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-10-26
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.