vrijer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van vrijen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijer vrijers
verkleinwoord vrijertje vrijertjes

Zelfstandig naamwoord

vrijer m [2]

  1. (informeel) vriend, geliefde
Hyponiemen
  • kermisvrijer, medevrijer, pisvrijer, strontvrijer
Afgeleide begrippen
  • vrijerpartij, vrijerschap, vrijerspad, vrijersvoeten
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

vrijer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van vrij

Gangbaarheid

  • Het woord vrijer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.