vrijgeleide
Nederlands
Woordafbreking
- vrij·ge·lei·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vrij en geleide zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijgeleide | vrijgeleiden vrijgeleides |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vrijgeleide o [2]
- officieel document waarin staat dat iemand toestemming heeft door een vijandig gebied af te reizen
- Geruchten dat de Amerikanen samenwerken met IS doen al de ronde sinds de herverovering van Raqqa, in oktober dit jaar. Toen kregen een aantal IS-terroristen en hun familieleden een vrijgeleide van de Amerikanen om uit Raqqa te vertrekken. Dat zouden niet enkele honderden, maar enkele duizenden terroristen zijn geweest.[3]
- Op 9 januari werd eveneens in Parijs een gijzeling uitgevoerd in de supermarkt l'Hyper Cacher. De gijzelnemer doodde vier mensen voor de politie hem doodschoot. Het doel van zijn actie was geweest een vrijgeleide voor de toen nog levende twee aanslagplegers op Charlie Hebdo te krijgen.[4]
- (figuurlijk) de vrije hand krijgen om te kunnen handelen zoals het je goeddunkt
Synoniemen
- pas, paspoort, sauvegarde, vrijbrief, geleibrief, laissez-passer
Afgeleide begrippen
- vrijgeleidebrief
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vrijgeleide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vrijgeleide' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- vrijgeleide op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 27 dec. 2017
- de Telegraaf 21 nov. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.