vrijpleiten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·plei·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vrijpleiten
pleitte vrij
vrijgepleit
zwak -t volledig

Werkwoord

vrijpleiten

  1. overgankelijk (juridisch) door pleiten vrijspraak verwerven voor iemand, door pleiten de onschuld aantonen van iemand, door pleiten verdedigen
    • De advocaten moeten hun cliënten vrijpleiten in de rechtbank 
  1. wederkerend aantonen of betogen dat men aan iets niet schuldig is
    • Het wil zich vrijpleiten van schuld door over de waardigheid van de Maatschappij te spreken, waar de kleingeestigheid van het Bestuur der Maatschappij aan de orde is. [1] 
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

zich vrijpleiten

  1. wederkerend aantoonen of betoogen dat men niet aan iets schuldig is
    • Natuurlijk is president Clinton de verdachte, maar vandaag moet speciaal aanklager Starr zichzelf eerst vrijpleiten van de beschuldiging dat hij een heksenjacht tegen Clinton op touw heeft gezet. 
Synoniemen
  • zich verrechtvaardigen
Uitdrukkingen en gezegden
  • zich vrijpleiten van iedere verantwoordelijkheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vrijpleiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Bron:
    Menno ter Braak
    Vaderlandartikelen 1935
    DBNL - Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.