vrijaf
Nederlands
Woordafbreking
- vrij·af
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vrij bn en af bw [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijaf | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
vrijaf o
- toegestane afwezigheid bij een terugkerende activiteit waaraan men hoort deel te nemen
Typische woordcombinaties
- vrijaf hebben
niet hoeven te komen
- vrijaf geven
toestaan om weg te blijven
- vrijaf krijgen
weg mogen blijven
- vrijaf nemen
wegblijven in de verwachting dat dat mag
Gangbaarheid
- Het woord vrijaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vrijaf' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.