vrijschop
Nederlands
Woordafbreking
- vrij·schop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vrij bn en schop zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijschop | vrijschoppen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vrijschop m
- (voetbal) vrije schop bij voetballen
- „Het slot was ongelooflijk:, tekende Sporza op uit de mond van Courtois. „Ik maakte op het einde nog een save op die vrijschop van Honda. Ik hoorde zeggen dat die bal niet zwabbert, maar die zwabbert wel. Ik kon er maar net bij.” [1]
- Alle diepe ballen op Hazard waren waardeloos, maar Otamendi kopte wel nog een ongevaarlijke vrijschop nipt naast zijn eigen doel. [2]
Gangbaarheid
- Het woord vrijschop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vrijschop' herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- De Telegraaf 03 jul. 2018 ’Ik zag De Bruyne lopen en dacht: ’Ik moet die bal geven’’
- De Standaard 24/02/2019 om 20:18 door David Van den Broeck in Londen Kevin De Bruyne en Vincent Kompany winnen de League Cup met Manchester City, maar doelman Chelsea eist de hoofdrol op met geweigerde wissel
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.