vrijpartij
Nederlands
Woordafbreking
- vrij·par·tij
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vrij ww en partij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijpartij | vrijpartijen |
verkleinwoord | vrijpartijtje | vrijpartijtjes |
Zelfstandig naamwoord
vrijpartij v [1]
- de liefde bedrijven met een partner
- Een vrijpartij als de kinderen 's-morgens voor de televisie zitten heet in België samsonseks.
- En wat is er mooier dan een orgasme in de wolken? Met onder je de Alpen of een prachtige zee of oceaan. En dan ook nog met iemand die je niet zo goed kent. Spannend toch? Dat is toch iets anders dan de verplichte vrijpartij met je wettige uit zijn muil ruftende jeugdliefde met wie je in het piepende Ikea-bed in die suffe doorzonwoning in Hoofddorp al meer dan vijfentwintig jaar geeuwend dezelfde gymnastische herhalingsoefeningen doet. Cockpitseks met loeiende straalmotoren vlak achter je. Ik had het ook opgeschreven. [2]
Gangbaarheid
- Het woord vrijpartij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vrijpartij' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.