vrijdenker

Nederlands

maandblad van de Nederlandse vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte
Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·den·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘die het denken los wil maken van het kerkgezag’ voor het eerst aangetroffen in 1789 [1]
  • samenstelling van  vrij   en  denker zn  [2]
  • Naamwoord van handeling van vrijdenken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijdenker vrijdenkers
verkleinwoord vrijdenkertje vrijdenkertjes

Zelfstandig naamwoord

vrijdenker m [3]

  1. iemand die iedere vorm van dogmatiek afwijst en met name iedere vorm van dogmatisch geloof
    • De Duitse nationalistische partij Alternative für Deutschland (AfD) gaat aan de haal met de Nederlandse vrijdenker en humanist Erasmus van Rotterdam.[4] 
    • Als Fauzia Ilyas (27) na een huwelijk van vijf jaar zowel haar man als de islam de rug toekeert, verandert haar leven compleet. Ze verliest haar dochtertje en vriendinnen en wordt door familie met de dood bedreigd. Vanavond vertelt ze haar verhaal in de docu Ongelovig. Vrijdenkers op de vlucht.[5] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vrijdenker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.