libero
Nederlands
Woordafbreking
- li·be·ro
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘vrije verdediger bij voetbal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1970 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | libero | libero's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
libero m [3]
- (voetbal) speler die zonder vaste taak het eigen doel verdedigt, maar ook mag aanvallen
Gangbaarheid
- Het woord libero staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'libero' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Italiaans
Latijn
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.