vrije dag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vrije dag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌvrɛijəˈdɑx/
Woordafbreking
  • vrije dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrije dag vrije dagen
verkleinwoord (dagje vrij) (daagjes vrij)

Zelfstandig naamwoord

vrije dag m

  1. dag waarop je geen betaald werk hoeft te doen
    • U heeft zondag immers uw vrije dag. Het staat u vrij die naar eigen goeddunken te besteden. [1]
Opmerkingen
  • Het verkleinwoord zou eigenlijk "vrij dagje" zijn, maar dat klinkt net als het verkleinwoord van vrijdag. In het spraakgebruik wordt daarom het diminutief van "dag vrij" meer gebruikt als verkleinwoord voor vrije dag.
Hyponiemen

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'vrije dag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.