vrijhandel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘handel vrij van overheidsbelemmeringen’ voor het eerst aangetroffen in 1851 [1]
  • samenstelling van  vrij   en  handel  
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijhandel -
verkleinwoord vrijhandeltje -

Zelfstandig naamwoord

vrijhandel m

  1. (handel) vrije handel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vrijhandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.