open

De deur is open.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  open    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈoː.pə(n)/
Woordafbreking
  • open
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet gesloten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
stellend
onverbogen open
verbogen
partitief opens

Bijvoeglijk naamwoord

open

  1. niet gesloten
    • Die deur is open. 
  1. iedereen mag naar binnen, toegankelijk, openbaar
    • Tijdens de open dag mag iedereen het bedrijf bekijken. 
  1. niet bezet, beschikbaar
    • Er zijn nog open plaatsen bij dit slecht bezochte concert. 
  1. zonder een beslist einde
    • Deze film heeft een open einde, we weten niet hoe het met de hoofdpersoon afloopt, dat moeten we zelf bedenken. 
  1. een vraag waar je geen ja of nee op kunt antwoorden is een open vraag
    • Hoe laat is het? is een open vraag. Bent u vandaag jarig? is een gesloten vraag. 
  1. iemand die weinig geheim houdt is een open persoon, mededeelzaam, openhartig
  1. iemand die geen leugens vertelt eerlijk, oprecht, recht door zee
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • open en bloot
voor iedereen is alles zichtbaar
  • met open vizier
eerlijk
  • met open armen ontvangen
hartelijk verwelkomen
  • met open armen
met veel genoegen
  • er met open ogen inlopen
de leugens van iemand anders geloven
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
openen

open

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openen
    • Ik open. 
  2. gebiedende wijs van openen
    • Open! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openen
    • Open je? 

Gangbaarheid

  • Het woord open staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  open (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: (VS): /ˈoʊ.pən/

Bijvoeglijk naamwoord

open

  1. open
  1. «That door is open
    Die deur is open.
vervoeging
onbepaalde wijs to open
he/she/it opens
verleden tijd opened
voltooid
deelwoord
opened
onvoltooid
deelwoord
opening
gebiedende wijs open

Werkwoord

open

  1. openen
  1. «I open the door.»
    Ik open de deur.



Indonesisch

Uitspraak
  • [zelfstandig naamwoord] IPA: /opən/
  • [bijvoeglijk naamwoord] IPA: /open/
Woordafbreking
  • open

Zelfstandig naamwoord

open

  1. schrijfwijze voor oven: "oven"

Bijvoeglijk naamwoord

open

  1. aandachtig, zorgvuldig
Antoniemen
  • ceroboh


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˡoːpən/
Woordafbreking
  • open
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudnoorse woord opinn
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud open opnare opnast
o enkelvoud ope
opent
meervoud opne
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
opne opnare opnaste

Bijvoeglijk naamwoord

open

  1. open
  1. «Vegen over fjellet er open for biltrafikk.»
    De weg over de berg is open voor het autoverkeer.
Synoniemen
Antoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.