vrijmetselaar
Nederlands
Woordafbreking
- vrij·met·se·laar
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lid van de vrijmetselarij’ voor het eerst aangetroffen in 1776 [1]
- samenstelling van vrij en metselaar [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijmetselaar | vrijmetselaars vrijmetselaren |
verkleinwoord | vrijmetselaartje | vrijmetselaartjes |
Zelfstandig naamwoord
vrijmetselaar m [3]
- (filosofie) lid van een vrijmetselaarsorde die zich o.a. bezig houdt met vrijmetselarij
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vrijmetselaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vrijmetselaar' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.