Nederlands kabinet

Het Nederlandse kabinet bestaat uit alle ministers van de zittende regering, met hun staatssecretarissen. Een kabinet draagt de naam van de regeringsleider, die minister-president wordt genoemd (bijvoorbeeld: kabinet-Rutte), eventueel met een (Romeins) volgnummer (bijvoorbeeld: kabinet-Balkenende I). Ook spreekt men wel van premier, hoewel de Grondwet die term niet kent, omdat de minister-president staatsrechtelijk niet de "baas" is van de ministers. Daarin verschilt het Nederlandse systeem van bijvoorbeeld het Belgische, het Britse en het Duitse, al hebben de Staten-Generaal steeds meer de neiging om de minister-president eindverantwoordelijk te achten voor al het beleid.

Voor actuele informatie, zie:
Kabinet-Rutte III

Grondwet

Nederlandse politiek
Wapen van Nederland
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
Nederlandse Grondwet
Nederlandse regering
Hoge Colleges van Staat
Hoge Raad der Nederlanden
Decentrale overheden

Portaal   Politiek
Portaal   Nederland

De Nederlandse Grondwet kent het begrip 'kabinet' niet, maar wel de begrippen regering en ministerraad. De regering, zoals omschreven in artikel 42, bestaat uit de Koning (thans Willem-Alexander) en de ministers, waarbij de Koning onschendbaar is en de ministers de verantwoordelijkheid dragen. Artikel 45 stelt dat de ministers (zonder hun staatssecretarissen) met elkaar de ministerraad vormen, waarvan de minister-president (eerste minister) de voorzitter is. "De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid". (Art. 45, lid 3).

Eerste kabinet in 1848

Pas sinds 1848 kent Nederland kabinetten. Daarvoor waren de ministers op de eerste plaats dienaren van de koning die slechts zelden gezamenlijk vergaderden. Pas in 1842 werd er een geregelde kabinetsvergadering in het leven geroepen. In 1848 werd voor het eerst een kabinet geformeerd.

Het kabinet is een erg oud begrip waarmee de adviseurs van de koning die in een klein vertrek, "kabinet" genaamd, bijeen kwamen. Deze bijeenkomsten in de privévertrekken van een vorst zijn de wieg van de ministerraden. In de loop van de 18e eeuw kwamen de Engelse kabinetten steeds vaker zonder hun koning bijeen omdat deze ofwel in Hannover was of geen Engels sprak. Omdat het Engelse staatsrecht het staatsrecht in andere landen beïnvloedde is ook hier het begrip "kabinet" veel gebruikt.

De kabinetten hadden tot 1888 nauwelijks een duidelijk politiek gezicht. Sommige ministers bemoeiden zich bovendien vooral met hun eigen departement. De ministers van Oorlog en Marine, van Buitenlandse Zaken en van Waterstaat waren veelal specialisten zonder politieke voorkeur. Op Oorlog en Marine werden bijna altijd officieren benoemd, op Buitenlandse Zaken vaak een diplomaat en op Waterstaat meestal een ingenieur.

Kabinet en verkiezingen

Pas na 1888, toen er vierjaarlijkse verkiezingen kwamen, en er ook partijen waren ontstaan, kregen kabinetten een duidelijke politieke kleur.

De minister-president wordt bij koninklijk besluit (KB) benoemd en ontslagen, evenals de overige ministers en de staatssecretarissen. Elke minister geeft leiding aan een per koninklijk besluit ingesteld ministerie, hoewel het ook mogelijk is dat een enkele minister niet belast is met de leiding van een ministerie. Een staatssecretaris beheert meestal een deel van de portefeuille van een minister en kan op diens verzoek optreden namens de minister.

Een Kabinet 'treedt aan' en wordt 'geïnstalleerd'. Ministers en staatssecretarissen leggen bij hun ambtsaanvaarding tegenover 'de Koning' de eed of verklaring en belofte van zuivering af, en zweren of beloven trouw aan 'de Koning', het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt (Art. 49 van de Grondwet).

Sinds 1945 zijn er 28 kabinetten aangetreden, onder voorzitterschap van in totaal vijftien verschillende ministers-presidenten. De ministers-presidenten die de meeste kabinetten hebben voorgezeten zijn Willem Drees sr. en Jan-Peter Balkenende, die beide vier kabinetten hebben voorgezeten. Drees was minister-president van 1948 tot 1958 en Balkenende van 2002 tot 2010. De langstzittende minister-president was overigens Ruud Lubbers, die van 1982-1994 als voorzitter van drie kabinetten 12 jaar lang minister-president was. Het record van langstzittende naoorlogse kabinet is in handen van het Kabinet Rutte II, dat was 1750 dagen in functie. Het langstzittende kabinet ooit was het kabinet-Heemskerk met 2025 dagen.

Soorten kabinet

Er zijn verschillende manieren om een kabinet te typeren. Kan een kabinet rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer dan spreken we van een meerderheidskabinet. Is dat niet het geval dan wordt het kabinet aangeduid als een minderheidskabinet.

Een tweede manier om kabinetten te onderscheiden is de formatiemethode. Spelen de (beoogde) regeringsfracties een belangrijke rol bij de formatie en achten zij zich gebonden aan een regeerakkoord, dan is er sprake van een parlementair kabinet. Zijn de fracties daarentegen nauwelijks of niet bij de formatie betrokken en hebben zij zich ook niet aan een regeerakkoord gebonden, dan spreken we van een extra-parlementair kabinet.

Geen enkel kabinet kan optreden, zonder dat het zich vooraf heeft verzekerd voldoende steun in de Kamer te krijgen. Er wordt in het algemeen dan ook gestreefd naar parlementaire meerderheidskabinetten, en komen andere vormen slechts voor als dit niet mogelijk blijkt.

Ten slotte hebben er ook nog koninklijke kabinetten bestaan, die op gezag van het staatshoofd zijn gevormd. Het begrip 'zakenkabinet' wordt gebruikt voor kabinetten die volledig of grotendeels bestaan uit ministers van buiten de politiek. Dergelijke kabinetten kennen wij niet (meer).

Meerderheidskabinet

We spreken van een meerderheidskabinet wanneer het kabinet steunt op een parlementaire meerderheid. Dit is het geval wanneer de coalitie gezamenlijk een meerderheid heeft in de Tweede Kamer en het regeringsprogramma in overleg tussen de deelnemende partijen tot stand is gekomen.

In het algemeen kan men stellen dat een meerderheidskabinet goed kan functioneren, omdat de meerderheid van de Tweede Kamer vooraf laat weten vertrouwen in het kabinet te hebben en er over (mogelijke) geschilpunten compromissen zijn gesloten.

Minderheidskabinet

Een minderheidskabinet bestaat uit bewindslieden van partijen die samen geen meerderheid in de Tweede Kamer hebben. Zo'n kabinet kan heel moeilijk een beleid voeren, omdat de oppositie meer zetels heeft dan de regeringspartijen en dus makkelijk kabinetsvoorstellen kan blokkeren. Per onderwerp zal het kabinet in de Kamer een meerderheid moeten zien te verwerven.

Het minderheidskabinet-Colijn V (1939) kon zelfs niet aan de slag, omdat het bij het afleggen van de regeringsverklaring een motie van afkeuring niet overleefde.

Minderheidskabinetten komen nauwelijks voor. Ze bestaan vrijwel alleen als 'overgangskabinet' na de val van een voorgaand meerderheidskabinet. Veelal wikkelt zo'n kabinet de lopende zaken af en schrijft het Tweede Kamerverkiezingen uit.

Voorbeelden zijn de kabinetten Zijlstra (1966-1967), Biesheuvel II (1972-1973), Van Agt III (1982), Balkenende III (2006-2007) en kabinet-Rutte I (2010-2012). Het kabinet-Rutte kon ten aanzien van de kern van het beleid dat het voerde wel rekenen op een meerderheid van de Tweede Kamer, daar de PVV middels een gedoogakkoord een gedoogpartner en de SGP een informele gedoogpartner was van dit kabinet. Na het vertrek van PVV'er Hero Brinkman op 20 maart 2012 kwam deze meerderheid in gevaar, en op 21 april 2012 zegde de PVV haar gedoogsteun op na stukgelopen onderhandelingen. Hiermee bleef het kabinet-Rutte als 'echt' minderheidskabinet achter. Op 23 april 2012 vroeg minister-president Rutte het ontslag aan bij de koningin.

Parlementair kabinet

Een parlementair kabinet is een kabinet waarbij de coalitiefracties in de Tweede Kamer zeer nauw bij de formatie betrokken zijn en waarbij (al dan niet gedetailleerd) de hoofdlijnen van het te voeren beleid worden vastgelegd in een regeerakkoord.

De onderhandelaars van de coalitiefracties in de Tweede Kamer hebben op die manier vooraf veel invloed op het te voeren beleid. Het kabinet weet zich verzekerd van steun van de meerderheid van de Tweede Kamer. Een parlementair kabinet kan in het algemeen slagvaardig optreden.

Extra-parlementair kabinet

Tegenover een parlementair kabinet staat een extra-parlementair kabinet. Aan een dergelijk kabinet ligt niet een regeerakkoord, maar een regeringsprogramma ten grondslag. De Tweede Kamerfracties kunnen eventueel wel bij de formatie betrokken zijn, maar dat hoeft niet.

Als fracties bij de formatie betrokken zijn, nemen zij een meer afwachtende houding aan. Zij 'wachten op de daden van het kabinet'. Dit neemt niet weg dat zij in het algemeen hun eigen bewindslieden wel zullen steunen.

Dat kandidaat-bewindslieden tegen de zin van de eigen partij toetreden tot een kabinet is sinds 1939 overigens niet meer voorgekomen. In 1939 werd Gerbrandy tegen de zin van de ARP minister in het tweede-kabinet-De Geer.

Het kabinet-Den Uyl wordt wel extra-parlementair genoemd, hoewel dit slechts ten dele juist is. De fracties stemden namelijk in meerderheid in met deelname van hun partij aan het kabinet. Wel was er alleen sprake van afspraken op hoofdlijnen. PvdA en D66 gingen bovendien wel binding aan met het kabinet.

Het onderscheid tussen parlementaire en extra-parlementaire kabinetten zit vooral in de mate van binding die partijen aangaan met het kabinet.

Koninklijk kabinet

Koninklijke kabinetten worden op gezag van de Koning(in) geformeerd, zonder dat de fracties in de Tweede Kamer er aan te pas komen. De Londense oorlogskabinetten Gerbrandy zijn koninklijke kabinetten, omdat de Tweede Kamer niet meer functioneerde. Ook het eerste naoorlogse kabinet-Schermerhorn-Drees is als zodanig aan te merken.

Het weinig succesvolle kabinet-Colijn V, dat in 1939 zijn regeringsverklaring niet overleefde, is ook als een koninklijk kabinet te beschouwen. Colijn had meer de Koningin gehoorzaamd, die hem als minister-president wilde behouden, dan, kijkend naar de politieke verhoudingen van 1939, als politicus gehandeld.

Zakenkabinet

Zakenkabinetten zijn extra-parlementaire kabinetten die (vrijwel) geheel uit niet-politieke personen bestaan, zoals uit ondernemers en ambtenaren. Het kabinet-Van Lynden van Sandenburg (1879-1883) wordt wel als zakenkabinet beschouwd.

In 1926 werd in de moeizaam verlopen formatie enige tijd overwogen om een zakenkabinet te vormen, dat uit ambtenaren zou gaan bestaan. Uiteindelijk kwam er een kabinet onder leiding van Dirk Jan de Geer waarin naast apolitieke figuren ook enkele politici zaten.

Ook het 'koninklijke' vijfde kabinet-Colijn bestond voor een belangrijk deel uit niet-politieke figuren.

Nationaal kabinet

Een kabinet waarin bewindslieden van een groot aantal van de in het parlement vertegenwoordigde partijen zitten, ruim meer dan de benodigde meerderheid, wordt een nationaal kabinet genoemd.

Kabinetten met alle parlementaire partijen, de traditionele betekenis van nationaal kabinet, zijn zeer zeldzaam. Dit soort kabinetten heeft Nederland nog niet gekend.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.