Monarchie in Nederland

Voorgeschiedenis

In de Middeleeuwen waren er in de Nederlanden tal van monarchieën die over de verschillende graafschappen en hertogdommen regeerden. Deze macht werd vooral verkregen door middel van gearrangeerde huwelijken. In de Bourgondische periode wisten de hertogen van Bourgondië steeds meer gewesten onder hun gezag te verenigen.

Door het huwelijk in 1477 van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk kwamen de gewesten in Habsburgse handen. Hun kleinzoon, de Roomse keizer Karel V, verwierf als landsheer van de Nederlanden nog meer gewesten en maakte de Habsburgse Nederlanden tot een redelijk afgerond geheel van Zeventien Provinciën. Karels opvolger Filips II ging verder met de interne eenmaking en de centralisering van het gezag. Dit riep dermate veel weerstand op dat de Noordelijke Nederlanden zich afscheidden. In 1581 verlieten de opstandige gewesten de Spaanse koning met het Plakkaat van Verlatinghe. Dit moest de weg vrijmaken voor een nieuwe landsheer, de hertog van Anjou. Dit werd geen succes en Anjou stierf in 1584. Zijn beoogde opvolgster Elizabeth I van Engeland weigerde de soevereiniteit over de Nederlanden te aanvaarden maar stuurde de graaf van Leicester met troepen. Ook dit werd een fiasco. Men staakte daarop de zoektocht naar een geschikte landsheer en zo bleken de opstandige gewesten na 1588 een republiek, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waarin de Unie van Utrecht als grondwet werd gebruikt. De macht in de Verenigde Provinciën lag daarna de facto bij de Staten-Generaal. Hoewel Italië al de nodige stadsrepublieken kende, was deze staatsvorm voor een gebied van deze omvang een novum. Zelfs nog na de Franse Revolutie werden landen over het algemeen beschouwd als eigendom van de vorst en konden als zodanig vererfd, samengevoegd en verdeeld worden. In de Zuidelijke Nederlanden regeerden Spaanse en later Oostenrijkse vorsten over een lappendeken van gewesten die centraal gezag afwezen en hun privileges streng bewaarden.

De posities van de opeenvolgende stadhouders uit de Huizen Oranje en Nassau-Dietz waren niet sterk genoeg om monarchen te worden. Zij waren de "dienaar van de Staten".

In 1750 werd Willem IV van Oranje-Nassau, zeer tegen de zin van de regenten en de Staten van Holland, tot erfstadhouder uitgeroepen. Toch konden hij en zijn zoon en opvolger Willem V van Oranje-Nassau niet als monarchen optreden. De republikeinse traditie was daarvoor te sterk. Willem V vluchtte in 1795 naar Engeland na de bezetting door de legers van de Franse republiek in de Eerste Coalitieoorlog. Hij bracht de laatste tien jaar van zijn leven als banneling door in het Hampton Court Palace en in het Slot Oranienstein.

Koninkrijk Holland (1806-1810)

De noordelijke Nederlanden werden daarop met hulp van de Franse bezetter de Bataafse Republiek, die in 1801 werd vervangen door het Bataafs Gemenebest. Op 24 mei 1806 sloot het Bataafs Gemenebest een verdrag met Napoleons minister van Buitenlandse Zaken, Talleyrand, waarin werd overeengekomen in Nederland een erfelijke monarchie in te voeren.[1] Zo kreeg Nederland onder de naam Koninkrijk Holland zijn eerste constitutionele koning: Napoleons jongere broer Lodewijk Napoleon. De Nederlanders schikten zich in het onvermijdelijke en de niet onwelwillende Lodewijk Napoleon werd zelfs populair. In de ogen van Napoleon behartigde Lodewijk de Nederlandse belangen te goed en hij werd afgezet. Vervolgens lijfde Napoleon in 1810 het jonge koninkrijk in bij Frankrijk. Van 1810 tot 1813 maakten de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden aldus deel uit van het Eerste Franse Keizerrijk (de Zuidelijke Nederlanden waren al in 1795 door Frankrijk ingelijfd).

De Britse minister Castlereagh vatte in 1813 na Napoleons mislukte Russische Veldtocht het plan op het Huis van Oranje als monarchie terug te brengen in een versterkt Holland, uitgebreid met de Zuidelijke Nederlanden om als buffer te dienen tegen het misschien te opdringerige Frankrijk. Voorjaar 1813 werd de Prins van Oranje, ondertussen terug in Londen, door de Britten voorzien van de titel Soeverein Vorst der Nederlanden. De door hem geplande opstand in de Nederlanden door het Oranjelegioen, bestaande uit Franse gevangenen met de Nederlandse nationaliteit, moest samenvallen met de opmars van de geallieerde legers.

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830)

Eind 1813 kwam op verzoek van het Driemanschap Willem Frederik, een zoon van erfstadhouder Willem V, naar 's-Gravenhage. Hij voerde het bevel over de Britse en Hollandse troepen die tegen de Fransen vochten. In november 1813 schreef Willems eerste minister van buitenlandse zaken Gijsbert Karel van Hogendorp aan Castlereagh:

De prins is een soeverein vorst, niemand kent hem, maar iedereen beschouwt hem als zodanig. Uiteraard kan alleen de natie hem tot vorst maken, maar zijn titel is afhankelijk van overeenstemming tussen de mogendheden.

Van Hogendorp vroeg aan Castlereagh de kwestie van Willems toekomstige status op te lossen. Op 2 december 1813 aanvaardde Willem de titel soeverein vorst. Dat kon hij doen omdat de felle republikeinse en anti-orangistische gevoelens in Holland en de andere gewesten sterk waren afgenomen. Het voornemen tot stichting van een nieuw koninkrijk aan de lage landen bij de zee werd in het Verdrag van Chaumont op 9 maart 1814 door de grote mogendheden vastgelegd. Op 16 maart 1815 benoemde Willem zichzelf tot Willem I, koning der Nederlanden.

Willem I probeerde onder meer de belangen van zijn familie veilig te stellen door het instellen van het principe van 'erfelijk koningschap'. Daarin werd hij door de Britten en de andere geallieerden gesteund. Zij wensten een sterke monarchie ten noorden van Frankrijk en Willem was nauw verwant aan de Britse en Pruisische koningshuizen. Er bestond in deze periode bij de Nederlanders met heimwee naar de Republiek een sterke oppositie tegen het koningschap. Orangist Gijsbert Karel van Hogendorp zorgde er met zijn grondwet voor dat Willem zijn positie kon consolideren: sindsdien ging het koningschap over op zijn 'wettige' (door Willem immers zelf als wettig bepaald) opvolgers.

Het huidige Koninkrijk der Nederlanden omvat Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

De monarchie in gevaar

De monarchie is enige malen in gevaar geweest, waarbij soms, hoewel niet altijd, gelijktijdig het republicanisme in Nederland sterk toenam, maar de Oranje-Nassaus hebben hun populariteit steeds weer kunnen herstellen.

  • In 1830 werd Willem I uit zijn zuidelijke hoofdstad Brussel verdreven. Hij kon zijn gezag in het noorden behouden, maar verloor een deel van zijn rijk.
  • In 1848 dreigde een revolutie en verkoos Willem II de oplossing van een constitutionele monarchie met een koning die geen lid van de beleidsbepalende ministerraad was. De ministers werden verantwoordelijk voor de onschendbare koning, die echter een groot deel van zijn macht kwijt was als de ministers niet wilden meewerken.
  • Willem III was in de jaren voorafgaand aan zijn tweede huwelijk volledig onberekenbaar en zeer impopulair. Door zijn huwelijk met Emma en de geboorte van Wilhelmina kwam de vorst meer tot rust. Het was vooral Emma die, tijdens haar periode als koningin-regentes (1890-1898), veel moeite deed om het aanzien van het koningshuis te herstellen.
  • Tussen 1890 en 1909 was koningin Wilhelmina de enige vertegenwoordigster van het Huis Oranje-Nassau in Nederland. Zolang de jonge vorstin niet getrouwd was en kinderen had, was de kans niet denkbeeldig dat zij moest worden opgevolgd door een van de kinderen of kleinkinderen van haar tante Sophie. Met name haar kleinzoon Willem Ernst van Saksen-Weimar-Eisenach gold tot de geboorte van prinses Juliana in 1909 als een soort reservekroonprins. Sophie had zelf ook altijd met de mogelijkheid van opvolging door een van haar nazaten rekening gehouden en zag erop toe dat deze vloeiend Nederlands spraken. Bij de grondwetsherziening van 1922 werd de erfopvolging dusdanig beperkt dat Duitse verwanten van de koninklijke familie niet automatisch meer in aanmerking kwamen.
  • De vergissing van Troelstra: in november 1918 meende de sociaaldemocratische voorman Troelstra dat Nederland rijp was voor grootschalige politieke veranderingen. De revoluties in Rusland, Duitsland en Oostenrijk wekten grote verwachtingen. De door de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij geformuleerde eisen stuitten echter op een ferme houding van de regering. Minister-president Charles Ruijs de Beerenbrouck stelde zich op het standpunt dat staatkundige en maatschappelijke hervormingen in samenspraak tussen regering en volksvertegenwoordiging dienden plaats te vinden. Terwijl de steun voor Troelstra's oproep beperkt bleef, bleek een tegenbeweging, die de democratische principes wilde handhaven, beter georganiseerd. Een huldiging van de koningin en haar familie op het Haagse Malieveld, 18 november 1918, maakte duidelijk dat er geen revolutionaire stemming in Nederland heerste.
  • In 1940 werd Nederland bezet en gingen koningin en regering in ballingschap.
  • In 1956 waren koningin en prins verwikkeld in een felle echtelijke ruzie die men de Greet Hofmans-affaire is gaan noemen. Tussen koningin en ministerraad waren grote verschillen in inzicht en het heeft premier Willem Drees veel moeite gekost om de situatie te laten bedaren.
  • In 1976 kwam prins Bernhard in opspraak in de Lockheed-affaire. De Commissie van Drie, ingesteld om de daden van de prins te onderzoeken, concludeerde dat Bernhard zich op ontoelaatbare wijze had ingelaten met de Amerikaanse vliegtuigbouwer. Het kabinet-Den Uyl stond nu voor een dilemma. Als gekozen werd voor strafrechtelijke vervolging van de prins, was het waarschijnlijk dat koningin Juliana zou aftreden en dat kroonprinses Beatrix haar moeder in dat geval niet zou willen opvolgen. De monarchie wankelde. Het kabinet koos er na lang beraad voor de prins openbaar terecht te wijzen en hem zijn militaire functies te ontnemen. Strafrechtelijke vervolging bleef uit. De betrokkenheid van de prins bij een smeergeldaffaire van de Amerikaanse vliegtuigfabrikant Northrop bleef dat jaar onderbelicht. Deze zaak viel buiten de opdracht van de commissie en werd alleen in een bijlage vermeld, die Den Uyl niet openbaar maakte. De Lockheed-affaire alleen was al belastend genoeg. Den Uyl werd wegens zijn afhandeling van deze heikele kwestie als redder van de monarchie geprezen.[2]

Het Huis Oranje-Nassau

Het Huis Oranje-Nassau komt voort uit het Huis Nassau, een familie uit Duitsland. Stamvader van het Huis Nassau was Walram van Laurenburg (ca. 1146-1198), de eerste graaf van Nassau. Zijn zoon Hendrik de Rijke van Nassau (ca. 1180-ca. 1250) was gehuwd met Machteld van Gelre en kreeg een aantal zonen, waarvan Walram (ca. 1220-ca. 1276) en Otto (vermoedelijk gestorven in 1289) de bezittingen van hun vader erfden en die later verdeelden. Het Huis van Oranje-Nassau stamt historisch gezien af van Otto, de Ottoonse linie van het Huis Nassau.

Het Huis Oranje-Nassau begon in 1544, toen Willem I, graaf van Nassau-Dillenburg (1533-1584), beter bekend als Willem van Oranje of Willem de Zwijger, het Zuid-Franse vorstendom Orange erfde van zijn Bredase neef René van Chalon (officieel René, graaf van Nassau en prins van Chalon-Oranje), de zoon van Willems oom Hendrik III van Nassau-Breda.

Bij het vorstendom hoorde ook de titel Prins van Oranje en de lijfspreuk van Chalon, Je maintiendrai Chalon. Na de dood van koning-stadhouder Willem III in 1702 zou tot 1732 zowel het Huis van Oranje-Nassau als het Huis Hohenzollern aanspraak op de titel maken. Volgens het Partagetraktaat behielden beide huizen echter het recht op de titel Prins van Oranje. Doordat koning-stadhouder Willem III na zijn dood geen wettige opvolger had, stierf de Bredase tak van Willem van Oranje uit en ging het Huis van Oranje-Nassau verder in de zogenaamde Friese tak, de nazaten van Willems broer Jan VI van Nassau-Dillenburg. Sindsdien stammen de leden van het koningshuis niet meer in de mannelijke lijn van Willem van Oranje af (overigens nog wel via verschillende takken in de vrouwelijke lijn).

Het Huis Nassau

Toen koning Willem III in 1890 overleed, was er geen mannelijke erfgenaam in de Ottoonse linie van het Huis Nassau. Het Nederlandse koningschap ging over op Wilhelmina, de dochter van koning Willem III en zijn tweede vrouw, Emma van Waldeck-Pyrmont. In Luxemburg was de kroon voorbehouden aan mannen. Bovendien bestonden er ten aanzien van de opvolging aanvullende regels, vastgelegd in de Nassause huisbepalingen. Nieuwe groothertog werd de in 1866 van zijn troon gestoten hertog van Nassau Adolf (1817-1905).

Prins van Oranje-Nassau

De titel Prins van Oranje-Nassau is door veel afstammelingen van Willem van Oranje gedragen, maar werd soms afgewisseld met Prins van Oranje en Nassau. Toen koningin Wilhelmina van Nederland in 1901 trouwde met Hendrik van Mecklenburg-Schwerin dreigde uit van Oranje-Nassau het element Nassau verloren te gaan. Dit werd voorkomen met een beroep op een verdrag dat de verschillende takken van het Huis Nassau in 1736 sloten.

Volgens de huidige Wet lidmaatschap koninklijk huis dragen de koning, diens vermoedelijke opvolger en de koning die afstand heeft gedaan van het koningschap de titel Prins(es) van Oranje-Nassau. Andere leden van het koninklijk huis kunnen deze titel bij koninklijk besluit krijgen, althans alleen als persoonlijke, niet-erfelijke titel. Eveneens bij koninklijk besluit kan de persoonlijke titel Prins(es) van Oranje-Nassau worden toegekend aan voormalige leden van het koninklijk huis.

Positie en bevoegdheden

"De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk". Met deze zin is de positie van het vorstenhuis in de grondwet geregeld. Met de grondwetsherziening van 1848 door de liberale staatsman Johan Rudolph Thorbecke werden de bevoegdheden en erfkwesties van het koningshuis verder uitgewerkt en vastgelegd. De macht en bevoegdheden van de koning zoals die waren vóór 1848 zijn nog zichtbaar in de staatsrechtelijke termen als koninklijk besluit en commissaris van de Koning.

In het Nederlands staatsbestel is de koning onderdeel van de regering. Als staatshoofd legt de koning (staats)bezoeken af, ontvangt hij staatshoofden en andere hoogwaardigheidsbekleders, beëdigt diverse functionarissen en symboliseert hij de eenheid van de staat. Ook vertegenwoordigt hij het Koninkrijk in binnen- en buitenland. Ook vervult de koning een taak als belangenbehartiger van de Nederlandse economie door leiding te geven aan handelsmissies onder verantwoordelijkheid van een minister.

Samen met de ministers vormt hij de kroon. De koning symboliseert de eenheid van de regering. In die hoedanigheid is de koning degene die wetten en koninklijke besluiten ondertekent en internationale verdragen bekrachtigt. In deze rol is in het algemeen een contraseign van een minister of staatssecretaris vereist. De koning ontvangt de notulen van de ministerraad, spreekt wekelijks met de minister-president en regelmatig met de andere bewindspersonen en legt regelmatig werkbezoeken met hen af binnen hun beleidsterrein. Op Prinsjesdag spreekt de koning namens de regering de troonrede uit. De ministers zijn verantwoordelijk voor het handelen van de koning. Het staatshoofd heeft daarom binnen de kroon de plicht zijn handelen af te stemmen met de ministers.

De koning is voorzitter van de Raad van State. Dit betreft een louter ceremoniële functie.

De koning speelt een rol in de kabinetsformatie bij het benoemen, ontslaan en beëdigen van ministers en staatssecretarissen. In het verleden was de koning initiatiefnemer in de formatie met het aanwijzen van een (in)formateur nadat vaste adviseurs en fractievoorzitters advies hadden uitgebracht. In 2012 nam de Tweede Kamer deze rol op zich. Vanwege zijn grondwettelijke rol wordt het staatshoofd tijdens de kabinetsformaties wel regelmatig geïnformeerd over de gang van zaken.

Naast zijn formele taken als staatshoofd heeft de koning ook een maatschappelijke taak door zich in te zetten voor de bevolking van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij heeft daarbij een samenbindende, vertegenwoordigende en aanmoedigende rol, geeft een gezicht aan de nationale gevoelens die onder burgers leven bij vreugdevolle en treurige gebeurtenissen, is vertegenwoordiger van het Koninkrijk en schenkt aandacht aan maatschappelijke zaken.

Kosten

De totaal geschatte kosten die de Nederlandse staat betaalt voor het koningshuis bedragen ongeveer 110 miljoen euro. Jaarlijks wordt in een jaarverslag verantwoording afgelegd voor de gemaakte kosten. In het verslag van 2014 staat de verantwoording over zo’n 40 miljoen euro, voor de salarissen van de koning en zijn personeel, de Rijksvoorlichtingsdienst en het Militair Huis. Daarbovenop worden door het koningshuis nog zo’n 70 miljoen euro aan kosten gemaakt die niet in het jaarverslag staan voor onder meer staatsbezoeken, paleizen en beveiliging.[3]

Beknopte stamboom en erfopvolging

Nederland werd in 1794–95 veroverd door de revolutionaire Franse Republiek en omgevormd tot de Bataafse Republiek, later Bataafs Gemenebest (1795–1806). De stadhoudersfamilie Oranje-Nassau vluchtte naar Engeland (later Duitsland) en na mislukte pogingen om Nederland te heroveren, deed de laatste stadhouder Willem V afstand van zijn aanspraken middels de brieven van Oranienstein (1801). Als compensatie kreeg zijn zoon, Willem Frederik, het Vorstendom Nassau-Oranje-Fulda (1803). De Franse Eerste Consul, Napoleon Bonaparte, kroonde zichzelf in 1804 tot keizer der Fransen en maakte vervolgens van alle Franse zusterrepublieken vazalkoninkrijken. Ook Nederland werd op 5 juni 1806 een monarchie, het Koninkrijk Holland, met Napoleons jongere broer, Lodewijk Napoleon Bonaparte, op de troon. Hij was hiermee Nederlands eerste monarch, uit het Huis Bonaparte. Nadat Napoleon vernietigend werd verslagen in zijn Russische veldtocht en daarna tijdens de Zesde Coalitieoorlog, kwamen de leden van het Huis Oranje-Nassau in november 1813 terug naar Nederland. Willem Frederik kreeg uit handen van het Driemanschap van 1813 de titel 'soeverein vorst' en kroonde zichzelf uiteindelijk op 16 maart 1815 tot 'koning der Nederlanden'. Het zuidelijk landsdeel ging verloren in de Belgische Revolutie (1830–39), waar het Huis Saksen-Coburg en Gotha de Belgische monarchie ging vormen, terwijl het Groothertogdom Luxemburg in 1890 overging op een andere tak van het geslacht Nassau, namelijk Nassau-Weilburg, en daarmee de personele unie met Nederland verbrak.

Huis Bonaparte

De koningen en koninginnen van Nederland zijn dikgedrukt. De Nederlandse staatshoofden zijn in het geel geplaatst. Andere staatshoofden zijn niet gekleurd.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Marie Louise
 
 
 
Napoleon I
 
Lodewijk I
 
 
 
Hortense
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Napoleon II
 
Napoleon Karel
 
Lodewijk II
 
Charlotte
 
Napoleon III
 

Huis Oranje-Nassau

De koningen en koninginnen van Nederland zijn dikgedrukt. De Nederlandse staatshoofden zijn in het geel geplaatst. Andere staatshoofden zijn niet gekleurd. Emma van Waldeck-Pyrmont is niet als staatshoofd aangeduid aangezien zij alleen koningin-regentes was.

Willem I
 
 
 
Wilhelmina van Pruisen
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Willem II
 
Anna Paulowna
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Sophie
 
 
Willem III
 
Emma
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Willem
 
Wilhelmina
 
Hendrik
 
 
 
 
Maurits
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Alexander
 
 
 
Juliana
 
Bernhard
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Beatrix
 
Claus
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Willem-Alexander
 
Máxima
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Catharina-Amalia
 
Alexia
 
Ariane
 

Monarchen

Geboren Monarch van tot Overleden Titel Opmerking
2 september 17785 juni 18061 juli 181025 juli 1846koning Lodewijk IKoning van Holland
11 oktober 18041 juli 181013 juli 181017 maart 1831koning Lodewijk IIKoning van Holland
24 augustus 17722 december 181316 maart 181512 december 1843soeverein vorst Willem I
24 augustus 177216 maart 18157 oktober 184012 december 1843koning Willem I
6 december 17927 oktober 184017 maart 184917 maart 1849koning Willem II
19 februari 181717 maart 184923 november 189023 november 1890koning Willem IIIVanaf 20 november 1890 waargenomen door koningin-regentes Emma
31 augustus 188023 november 18904 september 194828 november 1962koningin WilhelminaTot 31 augustus 1898 waargenomen door koningin-regentes Emma
30 april 19094 september 194830 april 198020 maart 2004koningin JulianaWas wegens ziekte van haar moeder, koningin Wilhelmina, tweemaal regentes; eerst in 1947 en opnieuw in 1948
31 januari 193830 april 198030 april 2013koningin Beatrix
27 april 196730 april 2013hedenkoning Willem-Alexander

Tijdlijn

Willem-Alexander der NederlandenBeatrix der NederlandenJuliana der NederlandenWilhelmina der NederlandenWillem III der NederlandenWillem II der NederlandenWillem I der NederlandenNapoleon Lodewijk BonaparteLodewijk Napoleon Bonaparte

Troonopvolgers

Volgens de grondwet (tot 1983) kregen alleen mannelijke troonopvolgers in rechte lijn de titel "Prins van Oranje". Sinds een wetswijziging in 2002 krijgen vrouwelijke troonopvolgers de equivalente titel "Prinses van Oranje". Prinses Catharina-Amalia der Nederlanden was op 30 april 2013 de eerste ooit die deze titel kreeg.

Monarch Troonopvolger Relatie tot monarch Troonopvolger van Troonopvolger tot Volgende in de opvolging Relatie tot troonopvolger
Datum Reden Datum Reden
Lodewijk I Napoleon Karel, Koninklijk Prins van Holland oudste zoon 5 juni 1806 vader werd koning 5 mei 1807 overleden Prins Lodewijk, 1807–1810 broer
Lodewijk, Koninklijk Prins van Holland tweede zoon 5 mei 1807 broer overleden 1 juli 1810 vader afgetreden,
werd koning
Prins Lodewijk–Napoleon, 1808–1810 broer
Lodewijk II Lodewijk–Napoleon, Koninklijk Prins van Holland jongste broer 1 juli 1810 broer werd koning 13 juli 1810 Nederland geannexeerd
door Frankrijk
Willem I Willem, Prins van Oranje (1815-1840) oudste zoon 16 maart 1815 vader werd koning 7 oktober 1840 vader afgetreden,
werd koning
Prins Frederik, 1815–1817 broer
Prins Willem, 1817–1840 zoon
Willem II Willem, Prins van Oranje (1840-1849) oudste zoon 7 oktober 1840 vader werd koning 17 maart 1849 vader overleden,
werd koning
Prins Willem, 1840–1849 zoon
Willem III Willem, Prins van Oranje oudste zoon 17 maart 1849 vader werd koning 11 juni 1879 overleden Prins Maurits, 1849–1850 broer
Prins Hendrik, 1850–1851 oom
Prins Alexander, 1851–1879 broer
Alexander, Prins van Oranje jongste zoon 11 juni 1879 broer overleden 21 juni 1884 overleden Prins Frederik, 1879–1881 oudoom
Prinses Wilhelmina, 1881–1884 zuster
Prinses Wilhelmina oudste dochter 21 juni 1884 broer overleden 23 november 1890 vader overleden,
werd koningin
Sophie, 1884–1890 tante
Wilhelmina Sophie, Groothertogin van Saksen-Weimar en Eisenach tante 23 november 1890 nicht werd koningin 23 maart 1897 overleden Karel-August, 1890–1894 zoon
Willem Ernst, 1894–1897 kleinzoon
Willem Ernst van Saksen-Weimar-Eisenach achterneef 23 maart 1897 grootmoeder (Sophie) overleden 30 april 1909 dochter koningin geboren Bernhard, 1897–1900 broer
Marie, 1900–1909 tante
Prinses Juliana oudste dochter 30 april 1909 geboren 4 september 1948 moeder afgetreden,
werd koningin
Willem Ernst, 1909–1922 achterneef
geen tweede in troonopvolging 1922-1938
Prinses Beatrix, 1938–1948 dochter
Juliana Prinses Beatrix oudste dochter 4 september 1948 moeder werd koningin 30 april 1980 moeder afgetreden,
werd koningin
Prinses Irene, 1948–1964 zuster
Prinses Margriet, 1964–1967 zuster
Prins Willem-Alexander, 1967–1980 zoon
Beatrix Willem-Alexander, Prins van Oranje oudste zoon 30 april 1980 moeder werd koningin 30 april 2013 moeder afgetreden,
werd koning
Prins Friso, 1980–2003 broer
Prinses Catharina-Amalia, 2003–2013 dochter
Willem-Alexander Catharina-Amalia, Prinses van Oranje oudste dochter 30 april 2013 vader werd koning Huidige Prinses Alexia, 2013–heden zuster

Erfopvolging

Het koningschap gaat bij overlijden of aftreden van de koning over op zijn wettige nakomelingen, waarbij het oudste kind voorrang heeft, met plaatsvervulling volgens dezelfde regel. Indien er geen nakomelingen van de koning meer voorhanden zijn gaat het koningschap over op het oudste kind van zijn ouder in de lijn van troonsopvolging, weer met plaatsvervulling volgens dezelfde regel maar niet verder dan in de derde graad van bloedverwantschap ten opzichte van de overleden of afgetreden koning. De precieze regels voor de erfopvolging zijn vastgelegd in de grondwet (artikel 24 tot en met 31[4]). Een ongeboren kind wordt daarbij voor de opvolging al als geboren aangemerkt, tenzij het kind dood ter wereld komt; dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan. Volgens de regels in de grondwet zijn de troonopvolgers op dit moment:

Zie ook

Bronnen die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Nederlandse grondwet op de Nederlandstalige Wikisource.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.