eraan
Nederlands
Woordafbreking
- er·aan
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van er en aan
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | aan | |
persoonlijk | eraan | |
aanwijz. | nabij | hieraan |
veraf | daaraan | |
vragend/betrekk. | waaraan |
Voornaamwoordelijk bijwoord
(scheidbaar)
eraan
- Toen moest ook hij eraan geloven.
- eraan gaan: doodgaan
- eraan komen : al onderweg zijn
- eraan komen fietsen, hollen, lopen enz: al onderweg zijn op de beschreven manier
- eraan moeten geloven: je ergens bij neer moeten leggen, overlijden
- eraan toegaan: hoe iets gebeurd
- eraan toezijn: hoe de conditie van iemand is, ergens behoefte aan hebben
- eraan zijn: moe zijn
- met alles erop en eraan: helemaal compleet
Gangbaarheid
- Het woord eraan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eraan' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.