zich

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zich    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɪx/
Woordafbreking
  • zich
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wederkerend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: sich
Oudnederlands: sik
Germaans: *sek
Indo-Europees: *se
  • Verwant in Germaans:
West: Duits: sich, (Oudhoogduits: sih)
Noord: Zweeds/Deens/IJslands: sig, (Oudnoords: sik), Noors/Faeröers: seg
Oost: Gotisch: sik
  enkelvoud meervoud
verplicht keuze verplicht keuze
1e persoon mij
me
mijzelf
mezelf
onsonszelf
2e persoon
(informeel)
jejezelfjejezelf
2e persoon
(formeel)
zichzichzelfzichzichzelf
2e persoon
(regionaal)
uuzelfuuzelf
3e persoon
zichzichzelfzichzichzelf

Wederkerend voornaamwoord

zich

  1. derde persoon enkelvoud en meervoud
    • Hij wast zich onder de douche. 
  1. tweede persoon (formeel) uzelf
    • U kunt zich daar wassen en omkleden. 
  1. ~ iets geeft een onbedoeld resultaat aan bij vele (ook onovergankelijke) werkwoorden
    • Hij lachte zich een bult. 
    • Hij viel zich een ongeluk. 
Opmerkingen
  • Deze vorm wordt gebruikt als de reflexiviteit verplicht is, dat wil zeggen dat het werkwoord alleen als wederkerend gebruikt kan worden. Ook optioneel wederkerende werkwoorden kunnen het gebruiken maar voor deze is zichzelf gebruikelijker.
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

  • Het woord zich staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Etruskisch

Werkwoord

zich

  1. schrijven
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.