wo

Niet te verwarren met: WO, wo.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wo
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

wo m

  1. (afkorting), (tijdrekening), (dag) woensdag, de derde dag van de werkweek
  1. «Open: di, wo, do, vr; dicht: za, zo, ma.»
    Geopend op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag; gesloten op zaterdag, zondag en maandag.
Opmerkingen
  • Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven: wo., maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten[1].
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord wo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Duits

Uitspraak
  • IPA: /voː/
Woordafbreking
  • wo

Vragend voornaamwoord

wo

  1. waar
  1. «Wo kann ich das finden?»
    Waar kan ik dat vinden?


Limburgs

Uitspraak
  • IPA:
    • (Etsbergs): /ʍoː/
    • (Maastrichts): /βuˑ/
    • (Montforts): /ʍoː/
    • (Roermonds): /woː/
    • (Rothenbachs): /ʍoː/

Voegwoord

wo

  1. waar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.