za

Niet te verwarren met: za.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zaterdag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzatərˌdɑx/
Woordafbreking
  • za
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

za m

  1. (afkorting), (tijdrekening), (dag) zaterdag, de eerste dag van het weekeinde
  1. «Open: di, wo, do, vr; dicht: za, zo, ma.»
    Geopend op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag; gesloten op zaterdag, zondag en maandag.
Opmerkingen
  • Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven: za., maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten[1].
Schrijfwijzen

Verwijzingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord za staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.