boek

Een boek.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boek    (hulp, bestand)
  • IPA: /buk/
Woordafbreking
  • boek
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘leesboek’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: boec
Oudnederlands: buoc
Germaans: *bōks
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: book (Angelsaksisch: bōc), Duits: Buch, (Oudhoogduits: buoh), Fries: boek (Oudfries: bōk)
Noord: Zweeds/Noors: bok, Deens: bog, (Oudnoords: bók), IJslands/Faeröers: bók
enkelvoud meervoud
naamwoord boek boeken
verkleinwoord boekje boekjes

Zelfstandig naamwoord

boek o

  1. een ingebonden bundel bedrukte of beschreven vellen papier
    • Als hij wat tijd voor zichzelf had, ging hij bijna altijd een boek lezen. 
  1. deel van een groter geschrift
  2. boeken: de administratie
    • Het gestopte slachthuis Hilckmann moet de gemeente Nijmegen inzage geven in de boeken.[2] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een gesloten boek zijn
ergens niets van begrijpen ofwel: ergens weinig/niets van weten
  • Spreken als een boek
  • Te boek staan
  • een open boek zijn
heel helder en duidelijk zijn, zonder geheimen
Overerving en ontlening
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
boeken

boek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boeken
    • Ik boek. 
  2. gebiedende wijs van boeken
    • Boek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boeken
    • Boek je? 

Gangbaarheid

  • Het woord boek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord boek boeke

Zelfstandig naamwoord

boek

  1. boek


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /buːk/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

boek m

  1. buik
Verbuiging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.