stamboek

Nederlands

in de vitrine het stamboek voor het Belgische trekpaard
Uitspraak
Woordafbreking
  • stam·boek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stamboek stamboeken
verkleinwoord stamboekje stamboekjes

Zelfstandig naamwoord

stamboek o

  1. (veeteelt) register waarin je kunt nagaan wat de voorouders van een bepaald dier zijn
    • `Erfelijkheid', zei partijleider Troelstra in 1921 bij het debat over de grondwetsherziening in de Tweede Kamer, 'moge een geschikt leidend beginsel zijn voor paard- en rundveestamboeken, voor het bekleden van politieke ambten kan het nu eenmaal geen leidraad geven» [2] 
    • Slot speelde al langer met het idee voor een fokdag die openstaat voor alle Haflingers, ongeacht het stamboek waarbij ze staan ingeschreven. „Je hebt zoveel verschillende stamboeken voor Haflingers", zegt Slot. „Alleen in Nederland zijn het er al twee. En in Duitsland heeft elke regio zijn eigen stamboek. Allemaal met eigen keuringen en tentoonstellingen. Het leek me leuk om dat een keer bij elkaar te brengen."[3] 
  1. register waarin je kunt nagaan wie de voorouders van een bepaald mens zijn
Synoniemen
Hyponiemen
  • [1] ezelstamboek, paardenstamboek, rundveestamboek
Afgeleide begrippen
  • [1] stamboekvee, stamboekruin, stamboekpaard, stamboekhengst, stamboekmerrie, stamboeknummer, stamboekveulen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stamboek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. stamboek op website: Etymologiebank.nl
  2. Withuis, Jolande Juliana [2016] ISBN 978-90-234-3523-5 pagina 171
  3. Tubantia 18-08-17
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.