live

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • live
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘niet van bandopnames’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1]
  • van het Engels [2]
stellend
onverbogen live
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

live

  1. rechtstreeks zonder eerst opnames te maken
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • live-cd, live-uitvoering, live-uitzending, liveact, livealbum, liveconcert, livemuziek, liveopname, liveshow
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord live staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Bijvoeglijk naamwoord

live

  1. live, rechtstreeks
  2. levend
  3. levendig
  4. onder stroom staand

Werkwoord

live

  1. leven
  2. verderleven
  3. wonen


Frans

Zelfstandig naamwoord

live

  1. (taal) Lijflands


Picardisch

Zelfstandig naamwoord

live

  1. boek


Waals

Zelfstandig naamwoord

live m

  1. boek
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.