boekweit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boek·weit
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘graansoort’ voor het eerst aangetroffen in 1413 [1]
  • Samenstelling van boek (beuk) en weit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord boekweit -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

boekweit v/m

  1. (plantkunde) (voeding) Fagopyrum esculentum een cultuurgewas, gekweekt om het zaad (glutenvrij)
Hyponiemen
  • reeboekweit, veenboekweit, zandboekweit
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boekweit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Fries

Zelfstandig naamwoord

boekweit

  1. boekweit
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.