administratie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: administratie (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˌɑtminɪsˈtratsi/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌɑtminɪsˈtrasi/
Woordafbreking
- ad·mi·nis·tra·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bestuur’ voor het eerst aangetroffen in 1299 [1]
- Naamwoord van handeling van administreren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | administratie | administraties |
verkleinwoord | administratietje | administratietjes |
Zelfstandig naamwoord
administratie v
- (bedrijfskunde) de plaats waar gegevens zorgvuldig worden vastgelegd zodat ze later terug te vinden of te controleren zijn
- Zijn inschrijving kon niet worden teruggevonden in de administratie.
- beherend orgaan van een instantie inclusief de administratieve stukken en de personen die hiervoor gaan
- Tarieven zijn op te vragen bij de administratie.
- beheer of bestuur
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- administratieafdeling, administratief, administratiegebouw, administratiekantoor, administratiekosten, administratienummer, administratiesysteem
Vertalingen
1. de plaats waar gegevens zorgvuldig worden vastgelegd zodat ze later terug te vinden of te controleren zijn
Gangbaarheid
- Het woord administratie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'administratie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.