oen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oen    (hulp, bestand)
  • IPA: /un/
Woordafbreking
  • oen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘scheldwoord: sufferd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1612 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord oen oenen
verkleinwoord oentje oentjes

Zelfstandig naamwoord

oen m

  1. (scheldwoord) dom, sullig figuur
    • Wat een oen is dat, zeg. 
  1. gecastreerde ezelhengst, ofwel ezelruin
    • Zij heeft een oen in haar bezit. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Welsh

enkelvoud meervoud
oen ŵyn

Zelfstandig naamwoord

oen m

  1. (dierkunde), (zoogdieren) lam
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.