ossentong

Anchusa officinalis: ossentong [2]

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • os·sen·tong
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ossentong ossentongen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ossentong v/m

  1. de tong van een rund en het gerecht daarvan bereid
    • We hebben gisteren ossentong gegeten. 
  1. (plantkunde) plantengeslacht uit de Oude Wereld (Anchusa) dat behoort tot de Ruwbladigenfamilie (Boraginaceae) en een veertigtal soorten telt

Gangbaarheid

  • Het woord ossentong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.