ossentong
Anchusa officinalis: ossentong [2]
Nederlands
Woordafbreking
- os·sen·tong
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van os en tong met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ossentong | ossentongen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ossentong v/m
- de tong van een rund en het gerecht daarvan bereid
- We hebben gisteren ossentong gegeten.
- (plantkunde) plantengeslacht uit de Oude Wereld (Anchusa) dat behoort tot de Ruwbladigenfamilie (Boraginaceae) en een veertigtal soorten telt
Gangbaarheid
- Het woord ossentong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ossentong' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.