bœuf

Frans
Uitspraak
  • Geluid:  bœuf    (hulp, bestand)
  • IPA: /bœf/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bœuf     le bœuf     bœufs     les bœufs  

Zelfstandig naamwoord

bœuf m

  1. rund, os
  2. rundvlees

Bijvoeglijk naamwoord

bœuf

  1. (spreektaal) waanzinnig
  1. «Cette pièce a eu un succès bœuf.»
    Dat stuk heeft een daverend succes gehad. [1]

Verwijzingen
  1. Wouw, B. van de Woordenboek populair Frans - Nederlands 2e druk (2014) Uitgeverij Arti-Choc, Breda; p. 30
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.