zichzelf

Nederlands

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
verplicht keuze verplicht keuze
1e persoon mij
me
mijzelf
mezelf
onsonszelf
2e persoon
(informeel)
jejezelfjejezelf
2e persoon
(formeel)
zichzichzelfzichzichzelf
2e persoon
(regionaal)
uuzelfuuzelf
3e persoon
zichzichzelfzichzichzelf
Woordafbreking
  • zich·zelf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wederkerend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1515 [1]
  • samenstelling van  zich   en  zelf  

Wederkerend voornaamwoord

zichzelf

  1. derde persoon enkelvoud en meervoud, versterkte vorm van zich
    • Hij bekeek zichzelf in de spiegel. 
  1. tweede persoon enkelvoud en meervoud beleefdheidsvorm, versterkte vorm van zich
    • Heeft u zichzelf wel eens in de spiegel bekeken? 
Opmerkingen
  • Deze vorm kan alleen gebruikt worden als de reflexiviteit optioneel is, dat wil zeggen dat het werkwoord zowel wederkerend als niet-wederkerend gebruikt kan worden.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zichzelf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.