hans

Niet te verwarren met: Hans

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hans
enkelvoud meervoud
naamwoord hans hanzen
verkleinwoord hansje hansjes

Zelfstandig naamwoord

hans m

  1. (pejoratief) een manspersoon
    • Die hanzen daar weten er vast geen raad mee. 

Gangbaarheid

  • Het woord hans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /hans/
enkelvoud meervoud
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk vrouwelijk onzijdig
nominatief hannhúnþaðþeirþærþau
accusatief hanaþá
genitief hanshennarþessþeirra
datief honumhenniþvíþeim

Persoonlijk voornaamwoord

hans

  1. van hem (genitief mannelijk enkelvoud van de derde persoon)

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  hans    (hulp, bestand)
  • IPA: /min/

Bezittelijk voornaamwoord

hans

  1. zijn, z'n (mannelijk vorm enkelvoud van de derde persoon)
  1. «Morbrorn och hans fru har dömts för mord, hustrun till livstids fängelsestraff.»
    De oom van de moeder en zijn vrouw zijn worden veroordeeld voor moord, de vrouw tot levenslange gevangenisstraf.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.