berg

De berg Pico Ruivo op Madeira

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • berg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord berg bergen
verkleinwoord (bergje) (bergjes)

Zelfstandig naamwoord

berg m

  1. (geologie) een substantiële verhoging in het landschap
    • In het platte Nederland noemen we iets al snel een berg. 
  1. (figuurlijk), (informeel) een grote hoeveelheid
    • Een berg geld. 
Synoniemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • iemand gouden bergen beloven
iemand veel moois beloven maar de beloften niet nakomen
  • als een berg ergens tegenop zien
verwachten dat iets heel moeilijk of vervelend zal zijn
Meroniemen
Holoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bergen

berg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bergen
    • Ik berg. 
  2. gebiedende wijs van bergen
    • Berg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bergen
    • Berg je? 

Gangbaarheid

  • Het woord berg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Limburgs

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA:
    • (enkelvoud): /ˈbǽrx/ (Etsbergs)
    • (meervoud): /ˈbæ̀rx/ (Etsbergs)
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

berg m

  1. (Hooglimburgs) (geologie) berg
  2. (Hooglimburgs) heuvel
  3. (Hooglimburgs) ophoging
  4. (Hooglimburgs) mesthoop
  5. (Hooglimburgs) gebergte
Verbuiging


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / bæɾg /
Woordafbreking
  • berg
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 7696
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   berg     berget     berg     berga
bergene  
genitief   bergs     bergets     bergs     berga
bergene  

Zelfstandig naamwoord

berg, o

  1. (geologie) berg (verhoging)
  2. (geologie) bergondergrond
  1. «På to meters dyp støtte de på berg
    Op twee meter diepte stootte zij op de bergondergrond.
  2. (figuurlijk) berg (hoeveelheid)
Afgeleide begrippen
  • [2]: bergverk
  • [3]: kjøttberg
Verwante begrippen
  • [1]: bakke
  • [1]: fjell
  • [1]: kneik
  • [1]: tind
  • [1]: ås
  • [2]: klippe
  • [2]: knaus
  • [2]: sva
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: her på berget
hier in de bergen (als geboortestreek)
  • [1]: over alle berg
uit de paardenpoten gekomen zijn
  • [1]: over berg og dal
over berg en dal
  • [2]: bygge på berg
op de bergondergrond bouwen
  • [3]: et berg av frukt
een berg vruchten
  • [3]: et berg av grønnsaker
een berg groenten

Zelfstandig naamwoord

berg, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van berg


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / bæɾg /
Woordafbreking
  • berg
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   berg     berget     berg     berga  

Zelfstandig naamwoord

berg o

  1. (geologie) berg (verhoging)
  2. (geologie) bergondergrond
  3. (figuurlijk) berg (hoeveelheid)
Afgeleide begrippen
  • [2]: berggrunn
  • [2]: bergverk
  • [2]: bergvegg
  • [3]: kjøtberg
  • [3]: smørberg
Verwante begrippen
  • [1]: bakke
  • [1]: fhell
  • [1]: kneik
  • [1]: tind
  • [1]: ås
  • [2]: klippe
  • [2]: knaus
  • [2]: sva
Spreekwoorden
  • [1]: Tru kan flytte berg.
Geloof kan bergen verplaatsen.
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3]: eit berg av mjølsekker
een berg meelzakken
  • [3]: eit berg av sild i sjøen
een berg van haringen in het meer

Zelfstandig naamwoord

berg, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van berg


Oudhoogduits

Woordherkomst en -opbouw
  • zn [A]: afkomstig van de Germaanse zelfstandige naamwoorden *berga- en *bergaz, die van het Indo-Germaanse zelfstandige naamwoord *bʰerg̑ʰos komt
  • zn [B]: Afkomstig van de Germaanse zelfstandige naamwoorden *berga- en *bergam, die van het Indo-Germaanse zelfstandige naamwoord *bʰerg̑ʰ- komt

Zelfstandig naamwoord

[A] berg, m

  1. (geologie) berg (verhoging)
  2. (geologie) bergspits, bergtop
  3. herberg, bescherming
Verbuiging
  • [1-2]: m (a), sterk
  • [3]: m (a), sterk
Afgeleide begrippen
  • [1]: berhús
  • [1]: bergilí
  • [1]: berghaft
  • [1]: bergwazzae
  • [3]: bergan
  • [3]: armberg
  • [3]: halsberg
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: obanahtígér berg
bergspits, bergtop
Overerving en ontlening

Zelfstandig naamwoord

[B] berg, o

  1. (aardrijkskunde) toevlucht
Verbuiging
  • o (a), sterk
Afgeleide begrippen
  • giberg
  • gibergan


Oudnoords

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

berg, o

  1. (geologie) berg
Synoniemen
  • bjarg
Overerving en ontlening


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  berg    (hulp, bestand)
  • IPA: / bär:j /
Woordafbreking
  • berg
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 2989
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   berg     berget     berg     bergen  
genitief   bergs     bergets     bergs     bergens  

Zelfstandig naamwoord

berg, o

  1. (geologie) berg
  2. (geologie) rots, steen
Synoniemen
  • fjäll
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

berg

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van barn
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.