barn
Nederlands
Woordafbreking
- barn
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eenheid van oppervlakte in atoomfysica’ voor het eerst aangetroffen in 1975 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barn | barns |
verkleinwoord | - | - |
Vertalingen
1. eenheid van oppervlakte in de atoomfysica, 10−28 m²
Werkwoord
vervoeging van |
---|
barnen |
barn
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van barnen
- Ik barn.
- gebiedende wijs van barnen
- Barn!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van barnen
- Barn je?
Gangbaarheid
- Het woord 'barn' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈbɑˀn /
Woordafbreking
- barn
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord barn,dat aan het Gotische ontleend is
Naar frequentie | 390 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | barn | barnet | børn | børnene |
genitief | barns | barnets | børns | børnenes |
Zelfstandig naamwoord
barn, o
- «Børnene går til skolen med bus.»
- De kinderen gaan naar school met de bus.
- «Børnene går til skolen med bus.»
- (natuurkunde) barn
Faeröers
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | barn | barnið | børn | børnini |
genitief | barns | barnsins | barna | barnanna |
datief | barni | barninum | børnum | bønunum |
accusatief | barn | barnið | børn | børnini |
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
barn | le barn | barns | les barns |
IJslands
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | barn | barnið | börn | börnin |
genitief | barns | barnsins | barna | barnanna |
datief | barni | barninu | börnum | bönunum |
accusatief | barn | barnið | börn | börnin |
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / bɑːɳ /
Woordafbreking
- barn
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord barn
Naar frequentie | 234 |
---|
o [1-3] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | barn | barnet | barn | barna barnene |
genitief | barns | barnets | barns | barnas barnenes |
Zelfstandig naamwoord
barn, o
- (familie), (sociologie) kind (jong persoon)
- «Filmen er forbudt for barn.»
- De film is voor kinderen verboden.
- «Filmen er forbudt for barn.»
- kind (afstammeling)
- «Hun er for gammel til å få barn.»
- Ze is te oud om kinderen te krijgen.
- «Hun er for gammel til å få barn.»
- onvolwassen, infantiel persoon
- «Han er og blir et stort barn.»
- Hij is en blijft een groot kind.
- «Han er og blir et stort barn.»
- (natuurkunde) barn
Afgeleide begrippen
- [1]: barnebok
- [1]: barnehjem
- [1]: barnemishandling
- [1]: barnesang
- [1]: barnesjukdom
- [1]: barnesikring
- [1]: barnevennlig
Spreekwoorden
- [1]: Av barn og fulle folk får man høre sannheten.
Kinderen en dronken mensen spreken de waarheid.
- [1]: Kjært barn har mange navn.
Een lief kind heeft vele namen.
- [1]: Brent barn skyr ilden.
Verbrandt kind schuwt het vuur.
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: Kvinner og barn ble reddet først.
Vrouwen en kinderen werden het eerst gered.
- [1]: være glad i barn
dol op kinderen zijn
- [1]: glede seg som et barn
genieten als een kind
- [1]: Hun er bare barnet.
Ze is juist een kind.
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / bɑːɳ /
Woordafbreking
- barn
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord barn
o [1-3] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | barn | barnet | barn born |
barna borna |
genitief | barns | barnets | barns borns |
barnas bornas |
Zelfstandig naamwoord
barn, o
- (familie), (sociologie) kind (jong persoon)
- «Ho er berre barnet enno.»
- Ze is toch nog wel een kind.
- «Ho er berre barnet enno.»
- kind (afstammeling)
- «Oldemor til borna mine er langt over 90 år.»
- De overgrootmoeder van mijne kinderen is ruim 90 jaar.
- «Oldemor til borna mine er langt over 90 år.»
- onvolwassen, infantiel persoon
- (natuurkunde) barn
Afgeleide begrippen
- [1]: barnebok
- [1]: barnehjem
- [1]: barnemishandling
- [1]: barnesong
- [1]: barnesjukdom
- [1]: barnesikring
- [1]: barnevenleg
Zweeds
Woordafbreking
- barn
Naar frequentie | 190 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | barn | barnet | barn | barnen |
genitief | barns | barnets | barns | barnens |
Zelfstandig naamwoord
barn
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van barn
- «Fem personer, två vuxna och tre barn, fick föras till sjukhus för kontroll efter en kökrock som inträffade på E6.»
- Vijf personen, twee volwassenen en drie kinderen, werden naar het ziekenhuis voor controle na een kop-staartbotsing dat plaatsvond op de E6.
- «Fem personer, två vuxna och tre barn, fick föras till sjukhus för kontroll efter en kökrock som inträffade på E6.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.