berch

Fries

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /bɛrx/
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

berch m/v

  1. berg[2]
  2. bergplaats, berg als in hooiberg[3]
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

  1. Philippa M. e.a. Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009) AUP, Amsterdam ISBN 9053566538
  2. 'berch (1)' in het Woordenboek der Friese taal
  3. 'berch (2)' in het Woordenboek der Friese taal


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
nominatief berchberghe
genitief berchsberghe
datief bergheberghen
accusatief berchberghe

Zelfstandig naamwoord

berch m

  1. berg
  1. «Die neder vloeyt inden some sijns cleets als die douwe des berchs harmon die neder comt inden berch van syon.»
    Die neervloeit in de zoom van zijn kleed als de douw van de berg Harmon die afdaalt naar de berg van Sion.
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.