ophoging

Nederlands

[1] stenen ophoging gebruikt als tafel
[2] ophoging van een weg door er grond over te storten
Uitspraak
  • Geluid:  ophoging    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɔ'phoxɪŋ/
Woordafbreking
  • op·ho·ging
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling ophogen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord ophoging ophogingen
verkleinwoord ophoginkje ophoginkjes

Zelfstandig naamwoord

ophoging v [1]

  1. iets wat hoger gelegen is dan de omgeving
  2. het hoger maken van iets
    • Over de ophoging van Emmastraat nummer 36: "Het is wellicht stijlvol gedaan maar dit is geschiedvervalsing en een aantasting van het gezicht van de wijk." [2] 
  1. (figuurlijk) iets beter maken dan het nu is
    • Ze vindt de uitslag een 'hakken over de sloot'-verhaal, omdat de schoolbesturen geluk zouden hebben met minder kinderen in de loting door vertrekkende gezinnen uit de stad. Ook maakt ze zich zorgen over kinderen die na de citotoets in april nog een ophoging van het schooladvies krijgen en een andere school mogen kiezen. "Die kinderen kunnen straks alleen nog op de overige scholen terecht,"aldus Bootsma.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ophoging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.