ophoging
Nederlands
Woordafbreking
- op·ho·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ophoging | ophogingen |
verkleinwoord | ophoginkje | ophoginkjes |
Zelfstandig naamwoord
ophoging v [1]
- iets wat hoger gelegen is dan de omgeving
- het hoger maken van iets
- Over de ophoging van Emmastraat nummer 36: "Het is wellicht stijlvol gedaan maar dit is geschiedvervalsing en een aantasting van het gezicht van de wijk." [2]
- (figuurlijk) iets beter maken dan het nu is
- Ze vindt de uitslag een 'hakken over de sloot'-verhaal, omdat de schoolbesturen geluk zouden hebben met minder kinderen in de loting door vertrekkende gezinnen uit de stad. Ook maakt ze zich zorgen over kinderen die na de citotoets in april nog een ophoging van het schooladvies krijgen en een andere school mogen kiezen. "Die kinderen kunnen straks alleen nog op de overige scholen terecht,"aldus Bootsma.[3]
Synoniemen
- [1] verhoging
- [2] elevatie, opheffing
- [3] verheffing
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ophoging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ophoging' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool TON DAMEN EN BAS SOETENHORST 18 MEI 2018 Zorgondernemer wil toestemming sloop historische panden Zuid
- Het Parool LORIANNE VAN GELDER 5 APRIL 2018 99 procent achtstegroepers geplaatst op school uit top vijf
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.