bakke

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbɑkə /
Woordafbreking
  • bak·ke
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord 1: afkomstig uit het Nederduits en Nederlands met herkomst uit het Latijn van bacca
  • Zelfstandig naamwoord 2: afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord bakki
Naar frequentie 7677


Zelfstandig naamwoord (znw) 1:
znw 1 + 2 enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bakke     bakken     bakker     bakkene  
genitief   bakkes     bakkens     bakkers     bakkenes  

Zelfstandig naamwoord

bakke, m

  1. een klein dienblad
  2. een kleine kom
  3. (scheepvaart) kom, schaal, schotel (van zeevarenden)
Schrijfwijzen
  • [1-3]: bakk
Afgeleide begrippen
  • [1]: brødbakke
  • [1]: spyttebakke
  • [1]: vaskebakke
Typische woordcombinaties
  • krus og bakke
beker en dienblad
Zelfstandig naamwoord (znw) 2:

Zelfstandig naamwoord

bakke, m

  1. helling, vooral aan de kant van een heuvel
  2. (sport) [springschans]]
  3. aarde, bodem, grond (in tegenstelling tot lucht)
  4. de rug van verschillende snijgereedschappen (in tegenstelling tot snede)
Schrijfwijzen
  • [1-3]: bakk
Synoniemen
  • [1]: terrengskråning
  • [3]: jork
  • [3]: mark
  • [4]: rygg
Afgeleide begrippen
  • [1]: hoppbakke
  • [1]: marbakke
  • [2]: normalbakke
  • [2]: storbakke
  • [1]: vaskebakke
  • [4]: knivbakke
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: liten bakke, stor bakke
normale springschans, grote springschans
  • [3]: billedlig: stå på bar bakke
figuurlijk: berooid zijn
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.