herberg
Nederlands
Woordafbreking
- her·berg
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘logement’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
- Afkomstig van het Middelnederlandse herberghe, een samenstelling van heer (leger) en bergen, dus "een plaats waar een leger geborgen wordt". Verwant met het Engelse harbour of harbor. "Heer" in de betekenis van leger vindt men ook terug in hertog (legerleider), heerweg of heirbaan (legerweg), en heerman (soldaat). [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herberg | herbergen |
verkleinwoord | herbergje | herbergjes |
Zelfstandig naamwoord
herberg v/m
- een eenvoudig hotel
- Hij verbleef die nacht in een herberg.
- Voor hen was geen plaats in de herberg. [3]
Verwante begrippen
Hyponiemen
- boerenherberg, buitenherberg, jeugdherberg, koetsiersherberg, stadsherberg
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
herbergen |
herberg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbergen
- Ik herberg.
- gebiedende wijs van herbergen
- Herberg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbergen
- Herberg je?
Gangbaarheid
- Het woord herberg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'herberg' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "herberg" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- herberg op website: Etymologiebank.nl
- Drs E. F. Vergunst. Voor hen was geen plaats in de herberg.... www.digibron.nl (1983-12-20) Geraadpleegd op 2018-12-09 "Enkele gedachten naar aanleiding van Lukas 2 :1-7"
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.