stad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stad    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /stɑt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /stɑt/
    • (Limburg): /stɑd/
Woordafbreking
  • stad
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘grote plaats’ voor het eerst aangetroffen in 857 [1]
  • Van het Middelnederlandse stat.
enkelvoud meervoud
naamwoord stad steden
verkleinwoord stadje stadjes

Zelfstandig naamwoord

stad v/m

  1. plaats waar zeer veel mensen wonen en een groot aantal voorzieningen zijn
  2. (historisch) plaats met stadsrecht.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Boven de stad.

  • Het kan beter van de stad dan van het dorp
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈstɑ̀d/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

stad v

  1. stad
Verbuiging


West-Vlaams

Zelfstandig naamwoord

stad

  1. stad


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

stad g

  1. stad
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   stad     staden     städer     städerna  
genitief   stads     stadens     städers     städernas  
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.