gemeente
Nederlands
Uitspraak
- IPA:/ ɣə'mentə /
- IPA:
- (Standaard) /ɣəˈmentə/
- (Nederland) /ɣəˈmeɪntə/
- (Vlaanderen) /ʝəˈmentə/
Woordafbreking
- ge·meen·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zelfbestuur uitoefenend onderdeel van de staat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1798 [1]
- afgeleid van gemeen (gemeenschappelijk) met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemeente | gemeenten gemeentes |
verkleinwoord | gemeentetje | gemeentetjes |
Zelfstandig naamwoord
gemeente v
- bestuurlijke eenheid in een staat, onder bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders of schepenen
- In zijn eigen gemeente is de burgemeester uitzonderlijk populair.
- de gezamenlijke gelovigen van een bepaald kerkgenootschap of in een bepaalde kerk bijeen
- De pastoor deed zijn uiterste best om aan de behoeften van zijn gemeente te voldoen.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. bestuurlijke eenheid
2. gezamenlijke gelovigen
Gangbaarheid
- Het woord gemeente staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gemeente' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Achterhoeks
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemeente | gemeenten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
gemeente
- (aardrijkskunde) gemeente; bestuurlijke eenheid in een staat, onder bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders of schepenen
- (religie) gemeente; de gezamenlijke gelovigen van een bepaald kerkgenootschap of in een bepaalde kerk bijeen
Nedersaksisch
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemeente | gemeenten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
gemeente
- (aardrijkskunde) gemeente; bestuurlijke eenheid in een staat, onder bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders of schepenen
- (religie) gemeente; de gezamenlijke gelovigen van een bepaald kerkgenootschap of in een bepaalde kerk bijeen
Sallands
Zelfstandig naamwoord
gemeente
- (aardrijkskunde) gemeente; bestuurlijke eenheid in een staat, onder bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders of schepenen
- (religie) gemeente; de gezamenlijke gelovigen van een bepaald kerkgenootschap of in een bepaalde kerk bijeen
Twents
Zelfstandig naamwoord
gemeente
- (aardrijkskunde) gemeente; bestuurlijke eenheid in een staat, onder bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders of schepenen
- (religie) gemeente; de gezamenlijke gelovigen van een bepaald kerkgenootschap of in een bepaalde kerk bijeen
Veluws
Zelfstandig naamwoord
gemeente
- (aardrijkskunde) gemeente; bestuurlijke eenheid in een staat, onder bestuur van een raad, een burgemeester en wethouders of schepenen
- (religie) gemeente; de gezamenlijke gelovigen van een bepaald kerkgenootschap of in een bepaalde kerk bijeen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.