grootstad
Nederlands
Woordafbreking
- groot·stad
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groot bn en stad zn , leenvertaling van Duits Großstadt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootstad | grootsteden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
grootstad m/v
- dichtbebouwd gebied met veel inwoners waar mensen uit een zeer wijde omgeving naartoe komen voor economische of culturele activiteiten
- In 1932 verschijnt dan Zielens' grote sociale roman Moeder, waarom leven wij? Het bekende verhaal van Netje, drie generaties armen in de grootstad, overduidelijk Antwerpen maar niettemin toch bepaald universeel. [1]
Opmerkingen
- In Nederland is de benaming "grote stad" gangbaarder dan "grootstad".
Gangbaarheid
- Het woord grootstad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grootstad' herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.