stadhouder
Nederlands
Woordafbreking
- stad·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘plaatsvervanger van vorst’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- Samenstellende afleiding van stad en houden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stadhouder | stadhouders |
verkleinwoord | stadhoudertje | stadhoudertjes |
Zelfstandig naamwoord
stadhouder m
- (geschiedenis) de plaatsvervanger van een afwezige vorst in een leen
- Het ambt van stadhouder bleef bestaan, ook al werden de noordelijke Nederlanden een republiek.
Gangbaarheid
- Het woord stadhouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stadhouder' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.