periode
Nederlands
Woordafbreking
- pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tijdruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1657 [1]
- van Oudgrieks περίοδος (períodos) "rondgang", samengesteld uit περί (peri) "rond, omheen" en ὁδός (hodos) "weg, pad" [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | periode | perioden periodes |
verkleinwoord | periodetje | periodetjes |
Zelfstandig naamwoord
periode v
- bepaald tijdsbestek tussen twee tijdstippen
- Na de ontdekking van de zeeweg naar Indië volgde er een periode van grote bloei voor Portugal.
- (medisch) menstruatie
- Zij heeft bijzonder veel last van haar periode.
- (wiskunde) interval waarin een functie zich herhaalt
- De sinus en cosinus zijn functies met een periode van 2π.
- (wiskunde) een groep cijfers die zich in een reeks blijft herhalen
- We zoeken naar een uitkomst met perioden van meer dan vijf cijfers.
- (natuurkunde) één volledige cyclus van zich herhalende verschijnselen als pulsreeksen, trillingen of golven
- Het aantal malen dat een periode in een seconde wordt waargenomen, noemt men de frequentie van dat verschijnsel.
- (scheikunde) een reeks elementen gerangschikt naar opklimmend aantal protonen tussen twee edelgassen
- Zwavel en zuurstof zijn elementen die tot dezelfde groep maar een andere periode behoren.
- (geologie) een tijdperk dat deel uitmaakt van een era en bestaat uit subperiodes en tijdvakken
- het krijt en het jura zijn periodes van het era mesozoïcum.
- (taalkunde) een tekstgedeelte met breed uitgewerkte volzinnen
- Hij beschreef haar gedachten in een periode met veel holle retoriek.
Synoniemen
- [1] episode, epoche, fase, interbellum, interim, interval, tijdsgewricht, tijdsinterval, tijdspanne, tijdsruimte, tijdvak, tussenpoos, tussentijd
- [2] cyclus, maandstonden, menstruatie, stonden
- [3] interval
- [5] cyclus, interval
- [8] passage, volzin
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- periodeduur, periodekampioen, periodetijd, periodetitel, periodeverdubbeling, periodiek
Typische woordcombinaties
- in een bepaalde periode
Vertalingen
1. tijdperk
2. menstruatie
4. repeterende getallenreeks
Gangbaarheid
- Het woord periode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'periode' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.