período

Portugees
enkelvoud meervoud
período períodos

Zelfstandig naamwoord

período m

  1. periode


Spaans
Uitspraak
  • IPA: /pe'ɾi.o.ðo/
Woordafbreking
  • pe·rí·o·do
enkelvoud meervoud
período períodos

Zelfstandig naamwoord

período m

  1. (wiskunde), (natuurkunde), (scheikunde), (taalkunde) periode, termijn, tijdsduur
  2. (geologie) tijdperk, tijdvak
  3. cyclus
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.