tijdvak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tijdvak    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɛitfɑk/
Woordafbreking
  • tijd·vak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdvak tijdvakken
verkleinwoord tijdvakje tijdvakjes

Zelfstandig naamwoord

tijdvak o

  1. een begrensd deel van de tijd (tijdsinterval)
    • In dat tijdvak zijn de winsten sterk gestegen. 
  1. (geologie) een van de tijdperken waarin een periode verdeeld is
    • In het huidige tijdvak (het holoceen, van 10.000 v. Chr. tot heden) wordt het klimaat warmer en vochtiger. [2]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord tijdvak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.