mes
Nederlands
Woordafbreking
- mes
Woordherkomst en -opbouw
- [A]: In de betekenis van ‘snijwerktuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
- [B]: van Jiddisch מת (mes) "lijk"[3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mes | messen |
verkleinwoord | mesje | mesjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] mes o
- (gereedschap) (huishouden) een dun lang werktuig met een scherp geslepen kant waarmee gesneden kan worden
- Hij nam een mes en sneed het brood ermee.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Het mes aan twee kanten snijden
beiden voordeel ergens hebben
- Het zijn niet allen koks die lange messen dragen
uiterlijk vertoon bewijst niets ofwel: het gereedschap hebben maakt iemand nog geen vakman
- Iemand het mes op de keel zetten
allerlei middelen gebruiken om iemand onder druk te zetten
- Iets voor het mes hebben
- Met het mes in de buik (blijven) zitten
- Onder het mes zitten
een examen hebben ofwel: in angstige omstandigheden zitten
Vertalingen
1. snijwerktuig
Gangbaarheid
- Het woord mes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mes' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "mes" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- mes op website: Etymologiebank.nl
- Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Afrikaans
Uitspraak
geluid
Frans
Woordafbreking
- mes
nominatief | genitief | datief | accusatief | benadrukt |
---|---|---|---|---|
je | mon / ma / mes | moi | me | moi |
Bezittelijke voornaamwoorden in het Frans | ||||
---|---|---|---|---|
bezitter: | wat bezeten wordt: | |||
enk | mv | |||
m | v | — | ||
enk | 1e pers. | mon | ma | mes |
2e pers. | ton | ta | tes | |
3e pers. | son | sa | ses | |
mv | 1e pers. | notre | nos | |
2e pers. | votre* | vos* | ||
3e pers. | leur | leurs | ||
* als beleefdheidsvorm zowel meervoud als enkelvoud |
Bezittelijk voornaamwoord
mes mv (m en v)
- mijn (bij woorden in het meervoud)
- «Je cherche mes parents.»
- Ik ben op zoek naar mijn ouders.
- «Je cherche mes parents.»
Uitdrukkingen en gezegden
- «Les amis des mes amis sont mes amis.»
- Vrienden van mijn vrienden zijn ook mijn vrienden.
- «Les amis des mes amis sont mes amis.»
Fries
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Limburgs
Uitspraak
- IPA: /mɐ(ː)s/ (Etsbergs)
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.