handel
Nederlands
Woordafbreking
- han·del
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kopen en verkopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handel | handels |
verkleinwoord | handeltje | handeltjes |
Zelfstandig naamwoord
handel m
Synoniemen
- [1] commercie
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- De hele handel
Alles
- Iemands handel en wandel
Iemands volledige gedragspatroon
Vertalingen
1. de in- en verkoop van goederen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handel | handels |
verkleinwoord | handeltje | handeltjes |
Bijwoord
handel
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- handeldrijven: zij dreven daar al jaren handel mee.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
handelen |
handel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handelen
- Ik handel.
- gebiedende wijs van handelen
- Handel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handelen
- Handel je?
Gangbaarheid
- Het woord handel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'handel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈhanˀəl /
Woordafbreking
- han·del
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
Naar frequentie | 2218 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | handel | handelen handlen |
handler | handlene |
genitief | handels | handelens handlens |
handlers | handlenes |
Zelfstandig naamwoord
handel, g
- (economie) (handel) markt, transactie (de economische sector)
- handel, transactie (koop, verkoop)
- handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
- [3]: butikk
- [3]: forretning
- [3]: marked
Hyponiemen
- [2]: køb
- [2]: salg
Verwante begrippen
- [1-2]: forretning
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈhɑndəl /
Woordafbreking
- han·del
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
Naar frequentie | 4038 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | handel | handelen | handler | handlene |
genitief | handels | handelens | handlers | handlenes |
Zelfstandig naamwoord
handel, m
- (economie) handel, markt, transactie (de economische sector)
- (handel) handel, transactie (koop, verkoop)
- (handel) handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
- [3]: butikk
- [3]: forretning
- [3]: marked
Hyponiemen
- [2]: kjøp
- [2]: salg
Verwante begrippen
- [1-2]: forretning
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈhɑndəl /
Woordafbreking
- han·del
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | handel | handelen | handlar | handlane |
Zelfstandig naamwoord
handel, m
- (economie) handel, markt, transactie (de economische sector)
- (handel) handel, transactie (koop, verkoop)
- (handel) handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
- [3]: butikk
- [3]: forretning
- [3]: marked
Hyponiemen
- [2]: kjøp
- [2]: salg
Verwante begrippen
- [1-2]: forretning
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.