handel

Niet te verwarren met: Handel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  handel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɑndəl/
  • IPA: /ˈɦɑndəl/
Woordafbreking
  • han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kopen en verkopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord handel handels
verkleinwoord handeltje handeltjes

Zelfstandig naamwoord

handel m

  1. (economie), (handel) de in- en verkoop van goederen
  2. winkel
  3. handelswaar
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De hele handel
Alles
  • Iemands handel en wandel
Iemands volledige gedragspatroon
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord handel handels
verkleinwoord handeltje handeltjes

Zelfstandig naamwoord

handel m

  1. handgreep, handvat, hendel

Bijwoord

handel

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord

Werkwoord

vervoeging van
handelen

handel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handelen
    • Ik handel. 
  2. gebiedende wijs van handelen
    • Handel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handelen
    • Handel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord handel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhanˀəl /
Woordafbreking
  • han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
Naar frequentie 2218
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen
handlen  
  handler     handlene  
genitief   handels     handelens
handlens  
  handlers     handlenes  

Zelfstandig naamwoord

handel, g

  1. (economie) (handel) markt, transactie (de economische sector)
  2. handel, transactie (koop, verkoop)
  3. handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
  • [3]: butikk
  • [3]: forretning
  • [3]: marked
Hyponiemen
  • [2]: køb
  • [2]: salg
Verwante begrippen
  • [1-2]: forretning

Meer informatie


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhɑndəl /
Woordafbreking
  • han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
Naar frequentie 4038
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen     handler     handlene  
genitief   handels     handelens     handlers     handlenes  

Zelfstandig naamwoord

handel, m

  1. (economie) handel, markt, transactie (de economische sector)
  2. (handel) handel, transactie (koop, verkoop)
  3. (handel) handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
  • [3]: butikk
  • [3]: forretning
  • [3]: marked
Hyponiemen
  • [2]: kjøp
  • [2]: salg
Verwante begrippen
  • [1-2]: forretning

Meer informatie


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhɑndəl /
Woordafbreking
  • han·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nedertyske zelfstandige naamwoord handel
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handel     handelen     handlar     handlane  

Zelfstandig naamwoord

handel, m

  1. (economie) handel, markt, transactie (de economische sector)
  2. (handel) handel, transactie (koop, verkoop)
  3. (handel) handel, transactie (een handelsplaats: boetiek, markt, winkel, zaak)
Synoniemen
  • [3]: butikk
  • [3]: forretning
  • [3]: marked
Hyponiemen
  • [2]: kjøp
  • [2]: salg
Verwante begrippen
  • [1-2]: forretning

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.