commercie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mer·cie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘handel’ voor het eerst aangetroffen in 1577 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'merx' (koopwaar, handel) met het voorvoegsel com- (commercium [handelsverkeer]) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord commercie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

commercie v [3]

  1. (handel) de verhandeling van goederen en diensten
    • Alsof alleen landelijke voetbalteams van nationaal belang zijn en wielrenners thuishoren rond het afvoerputje van folklore. In de conservatieve wereld van de sport blijft de hiërarchie wat ze honderd jaar geleden ook was. Uiteraard gesteund door commercie.[4] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen
  • paracommercie, e-commercie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord commercie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.