handler

Niet te verwarren met: Händler

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhanlʌ /
Woordafbreking
  • hand·ler
Naar frequentie 569

Werkwoord

handler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van handle

Zelfstandig naamwoord

handler

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van handel


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / hɑndlər /
Woordafbreking
  • hand·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Noorse werkwoord handle met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 709

Werkwoord

handler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van handle
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handler     handleren     handlere     handlerne  
genitief   handlers     handlerens     handleres     handlernes  

Zelfstandig naamwoord

  1. (beroep) handelaar, handelsman, koopman
  2. (beroep) handelaarster, koopvrouw
Synoniemen
  • [1-2]: handelsmann
  • [1-2]: kjøpmann
Afgeleide begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.