windhandel

Nederlands

persiflage op de windhandel
Uitspraak
Woordafbreking
  • wind·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord windhandel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

windhandel m [1]

  1. zuiver speculatieve handel waarbij men zaken alleen maar koopt omdat men denkt dat ze later meer waar worden zonder dat de zaken nut of intrinsieke waarde hebben die de hoge prijs rechtvaardigen
    • FIOD legt weer beslag in onderzoek windhandel: De FIOD heeft in een onderzoek naar mogelijke oplichting met beleggingen in windenergie opnieuw beslag gelegd op bankrekeningen en onroerend goed. De opsporingsdienst van de fiscus vermoedt dat gefraudeerd is met het ingelegde geld van beleggers die dachten te investeren in windmolenparken.[2] 
    • Niet één mooie zin is er te vinden in het Boekenweekgeschenk, de conference-achtige monoloog Makkelijk leven van Herman Koch - en dat is niet bedoeld als kritiek. Verteller Tom Sanders is namelijk een heel vervelende tevreden man, de auteur van een zelfhulpboek dat een wereldwijd succes is geworden (dat woord gebruikt hij zelf, 'wereldwijd'), misschien omdat de streefdoelen die hij zijn lezers in de vorm van mantra's voorspiegelt alleszins bereikbaar zijn: waai maar een beetje mee, verander jezelf niet, vergeet de toekomst, en wees een tevreden mens. Een soort Lof der lafheid, en dat als een aanbeveling gepresenteerd. 'Het kan altijd en overal: leven'. Met die windhandel is hij rijk geworden.[3] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • windhandelaar, gebakken lucht

Gangbaarheid

  • Het woord windhandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 28 feb. 2017
  3. Volkskrant Arjan Peters 18 maart 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.