inkoop
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
inkoop m
- (handel) het kopen van goederen
- Hij was inkopen wezen doen.
- (handel) gekochte goederen
- Hij had een deel van zijn inkopen bij de kassa laten staan.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inkopen |
inkoop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkopen
- ... dat ik inkoop.
Gangbaarheid
- Het woord inkoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inkoop' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.