inkoop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inkoop    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪnkop/
Woordafbreking
  • in·koop
enkelvoud meervoud
naamwoord inkoop inkopen
verkleinwoord inkoopje inkoopjes

Zelfstandig naamwoord

inkoop m

  1. (handel) het kopen van goederen
    • Hij was inkopen wezen doen. 
  1. (handel) gekochte goederen
    • Hij had een deel van zijn inkopen bij de kassa laten staan. 
Synoniemen
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van
inkopen

inkoop

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkopen
    • ... dat ik inkoop. 

Gangbaarheid

  • Het woord inkoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.